55.000 Israëlische militairen staan klaar (augustus 2005) om de Joodse nederzettingen in Gaza, waar ‘slechts’ 8000 landgenoten wonen, te ontruimen. Duizenden, misschien wel tienduizenden Amerikaanse militairen zijn stand-by in een grote legerbasis, die de afgelopen jaren in stilte in Israël is gebouwd.
De mensen in Gaza zijn moe van de spanning. Velen bidden voortdurend, lezen Psalmen, krijgen onderwijs in de synagoge en verwachten nog steeds een ingrijpen van God om de ontruiming te voorkomen.
De meningen over de op handen zijnde ontruiming lopen zeer uiteen. Ook onder christenen. Sommigen prijzen Sharon voor zijn moed en hebben goede hoop dat de ontruiming vrede zal brengen.
Anderen stellen dat God de ontruiming niet zal laten plaatsvinden. Hij brengt Zijn volk terug in hun eigen land en zal niet toestaan dat ze daar weer uit verdreven worden. En stel dat het wel gebeurt, dan zal Gods toorn rusten op de volken die Israël hebben gedwongen tot deze stap.
Kunnen we op grond van Gods Woord zeggen dat de ontruiming tegen Zijn wil ingaat? In het bijbelboek Jozua (o.a. 15:47) wordt Gaza toebedeeld aan de stam van Juda. In Jesaja 62 klinkt de duidelijke belofte dat er een moment komt waarna het land nooit meer in handen van anderen komt. Ook Amos 9 en Jeremia 24 spreken over een nooit meer uitgerukt worden uit de grond die de Here Zijn volk heeft gegeven. En Sefanja 2 heeft het over een overblijfsel aan wie het gebied van de kust, Gaza, ten deel zal vallen.
Trouwens, op grond van de eerste verzen van Sefanja 2 zou je ook kunnen zeggen dat de ontruiming wel plaats kan vinden en dat Gaza (tijdelijk weer) een woestenij gaat worden (wat het ooit ook al was). Zacharia 9:1-8 zegt iets dergelijks. Heel concreet wordt daar gesproken over bloed en gruwelen. Een treffend beeld van de huidige situatie met de voortdurende aanslagen op de Joodse nederzettingen in dat gebied.
Door sommigen wordt ook Leviticus 18 genoemd, en dan speciaal de verzen 21 tot 28, waarin wordt gesteld dat de (seksuele) zonden van het volk zo groot kunnen zijn, dat het land het volk zal uitspuwen.
Wereldwijd komen gelovigen in bidstonden bijeen om Gods aangezicht te zoeken in de hoop en de verwachting dat Hij de plannen van Sharon zal verijdelen. Ze pleiten daarbij op Zijn beloften aan het Joodse volk. De beloften die spreken over de terugkeer in het laatste van de dagen en de belofte dat Hij Zijn Geest over hen uit zal storten, zodat ze een nieuw hart en een nieuwe geest zullen ontvangen (Ezechiël 36 en 37).
Laten we de Here bidden dat Hij Zich over Zijn volk zal ontfermen, Zijn beloften zal vervullen en Zijn Geest over het volk zal uitstorten. Laten we bidden dat, als de ontruiming wel doorgaat, er geen bloed zal vloeien. Laat het ook ons gebed zijn dat dwars door deze crisissituatie heen het volk open komt te staan voor God en de Messias.
Het lijkt mij verre van reëel te verwachten dat een ontruiming gevolgd zal worden door vrede tussen Israël en de Palestijnen. Ik geloof dat de Bijbel laat zien dat Israël verder in het nauw zal komen. Het volk zal nog meer met de rug tegen de muur komen te staan.
Recente uitspraken van diverse Palestijnse leiders liegen er niet om. Gaza is een stapje in de goede richting op weg naar de totale vernietiging van de Joodse staat. De premier van het Palestijnse parlement, Qurei, zei onlangs: ‘Eerst Gush Katif, dan Samaria, dan Jeruzalem en dan de rest’. Maar er komt een moment – en misschien is het dichterbij dan wij verwachten – dat de Here uit zal trekken en voor Zijn volk zal strijden (Zacharia 14).
Dirk van Genderen