Sommigen zien de zeven brieven in Openbaring 2 en 3 als perioden in de kerkgeschiedenis. Tyatira zou de lange periode van het jaar 600 tot het jaar 1500 beslaan, tot ongeveer de tijd van de Kerkhervorming toe. Nu gaat het echter om de boodschap in deze brief voor ons.
Het is opmerkelijk dat in het eerste vers van deze brief de Here Jezus Zich – alleen hier in het hele boek Openbaring – bekendmaakt als de Zoon van God. Zijn ogen zijn als een vuurvlam. Hij kent al onze werken en ziet ons hart aan. Zijn voeten, die als koperbrons zijn, symboliseren de kracht van het oordeel.
Er wordt veel goeds gemeld over Tyatira. Lees de mooie opsomming maar in vers 19 van Openbaring 2, over de liefde, het geloof, de lijdzaamheid en dat de laatste werken meer zijn dan de eerste.
Maar wanneer God werkt, weet je zeker dat de duivel niet stil zit. We lezen over Izebel die in de gemeente de ruimte krijgt voor haar afgodendienst. Izebel kennen we als de vrouw van koning Achab, die ooit de Baäldienst naar Israël bracht, inclusief 850 profeten.
Wat toen in de dagen van Izebel gebeurde, gebeurt weer in Tyatira. Men ziet de vrouw Izebel als een profetes. In werkelijkheid brengt zij echter een dwaalleer. Ze verleidt de gemeente tot hoererij en afgodendienst.
Waar een afgod wordt binnengehaald, verdwijnt God. Zeg niet te snel dat dit bij ons niet gebeurt. Zijn wij in staat een dwaalleer te onderscheiden van de waarheid? Dat zullen we alleen maar kunnen wanneer we God kennen en ons laten leiden door Zijn Woord en Geest.
Ten tijde van Izebel betaalden de Israëlieten voor de Baäldienst. In de Middeleeuwen kochten veel mensen door aflaten hun zaligheid. Misschien proberen ook wij wel onze eigen zaligheid te bewerken door veel te bidden, bijbel te lezen, veel te geven en heilig te leven. Toch zit daar ten diepste de geest van Izebel achter. Dan plaatsen we een eigen altaar naast het altaar van de Here Jezus. Dan is het kruis alleen onvoldoende en vervallen we in afgoderij.
De valse profetes Izebel wordt opgeroepen tot bekering (vers 21). Het oordeel wordt nog (even) uitgesteld. Zij wil zich echter niet bekeren. In het volgende vers volgt dan de aankondiging van de strafmaatregel. Zij zal op het ziekbed worden geworpen, met allen die met haar overspel bedrijven. Het is een laatste oproep om te breken met de zonden. Wanneer er geen bekering volgt, zullen de oordelen komen. Gaan wij vrijuit als het over deze zaken gaat? Zijn er in ons leven zonden waarvan we weten dat we ermee moeten breken?
Misschien kent u het prachtige dagboek Geheel voor Hem van Oswald Chambers. Daar gaat het ten diepste om, dat we er ‘geheel voor Hem’ zijn. Of willen we én God dienen – we zijn immers nog steeds lid van de gemeente en doen ons voor als christen – én tegelijk ook de profetes Izebel? Een gedeeld hart kan voor de Here niet bestaan.
Vervolgens gaat het in vers 24 over degenen die niet tot zonde verleid zijn, die de diepten van de satan niet hebben leren kennen. Sommigen denken dat ze alles moeten onderzoeken, overal kennis van moeten nemen, ook van het occulte en het duistere, tot in films en boeken toe. Dat is helemaal niet nodig. Wie zich erin verdiept, loopt het risico te verongelukken, zeker geestelijk. Dat zagen we ook in de voorgaande verzen.
Degenen die de Here trouw gebleven zijn, worden opgeroepen vast te houden wat ze hebben, tot de komst van de Here Jezus. Zij zijn de overwinnaars. Zij ontvangen de morgenster en mogen delen in de heerschappij van de Zoon van God over de volken.
Dirk van Genderen
Geplaatst op woensdag 16 november 2011 om 9:05
Dag Dirk,
Waar ik wel over struikel is dat er juist ook vaak gehoorzaamheid van je wordt gevraagd. Ik vind dat wel lastig waar de grenzen liggen tussen een eigen altaar en gewoon doen wat God van je vraagt of dat nu leuk is of niet, bv tienden, liefde dienst bewijzen, werken in de kerkelijke gemeente enz.
gr Frans