Jozua’s en Kalebs gezocht

Stel: wij zouden de opdracht krijgen Kanaän, het Beloofde Land, te verkennen, zoals eens de twaalf verspieders moesten doen. Wat zou dan onze conclusie zijn? Raken wij geïmponeerd door de grote reuzen en de sterke steden, of stellen wij ons vertrouwen op de Here God?

Onze tijd, anno 2008, schreeuwt om Jozua’s en Kalebs, om mensen die zich op God richten en het van Hem verwachten, net zoals eertijds deze beide mannen; die anderen in het Beloofde Land kunnen brengen.
Een kleine twee jaar nadat het volk Israël uit Egypte was getrokken, stonden ze voor de grenzen van het Beloofde Land. Mozes zond twaalf verspieders vooruit om het land te verkennen. Toen ze na veertig dagen terugkwamen, bleek dat tien van hen zo onder de indruk waren van de kracht en de macht van de inwoners van het land, dat ze doodsbang waren geworden. ‘Het volk is sterker dan wij, wij zullen er niet tegen op kunnen trekken’ (Numeri 13). Jozua en Kaleb probeerden het volk nog op andere gedachten te brengen: ‘Indien de Here welgevallen aan ons heeft, dan zal Hij ons in dit land brengen en het ons geven (…) alleen, wees dan niet opstandig tegen de Here (…) en de Here is met ons’. Daarop dreigt het hele volk hen te stenigen.
De straf van de Here was niet mis. Veertig jaar lang – één jaar voor elke dag dat de verspieders in het land waren – moesten ze door de woestijn zwerven voordat ze definitief het land binnen mochten gaan. En alle volwassenen, op Jozua en Kaleb na, stierven in de woestijn, omdat ze niet op de Here vertrouwden.

Misschien zeggen wij wat al te gemakkelijk dat wij waarschijnlijk ook zo zouden reageren als die tien verspieders. Maar vermoedelijk is dat wel kenmerkend voor een aanzienlijk deel van de mensen die zich christen noemen. Het kan ook zijn dat u anders reageert en vermoedt dat u zich bij Jozua en Kaleb zou hebben geschaard.
Wat was het geheim van Jozua en Kaleb? Een tipje van de sluier wordt opgelicht in Exodus 33:11, waar we lezen dat Jozua niet week uit de tent der samenkomst. Omdat God na de afgoderij van het volk met het gouden kalf Zich (tijdelijk) had teruggetrokken uit het midden van het volk, was die tent de plaats waar het volk God kon ontmoeten. Voortdurend was Jozua dus bij de Here God. Dat was zijn geheim.

Om een Jozua of Kaleb te kunnen zijn, moeten we dat geheim kennen. Een leven met God, voortdurend in Zijn nabijheid. Wie zo’n leven kent, wie de Here Jezus kent, zal door Gods genade kunnen reageren als een Jozua en Kaleb.
Omdat te weinig verspieders dit geheim van Jozua kenden, kon het volk het land Kanaän niet binnengaan, het land dat vloeit van melk en honing. In het Nieuwe Testament lezen we in 1 Korinthe 10 dat die gebeurtenissen zijn opgetekend als waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen is gekomen.

Moeten wij niet eerlijk erkennen dat een aanzienlijk deel van de mensen die zich christen noemen, geestelijk gezien altijd maar in de woestijn blijft rondtrekken en misschien nog wel in Egypte leeft? Toch is het land dat vloeit van melk en honing nu al beschikbaar. God wil ook nu Jozua’s en Kalebs gebruiken om ons er te brengen. Mensen die God hebben leren vertrouwen in alle omstandigheden en anderen naar God toe leiden, zoals ooit Mozes deed (Ex. 19:17).

Dirk van Genderen