Een passage in een eerder commentaar over de noodzaak van schuldbelijdenis riep de nodige reacties op. Wat de Bijbel zegt over het belijden van onze zonden, zou volgens sommigen niet bedoeld zijn voor gelovigen. ‘De Here Jezus heeft immers al voor onze zonden betaald.’
Het ging met name om de volgende passage: ‘…dat je niet hoeft te bidden om vergeving wanneer je hebt gezondigd, omdat de Here Jezus immers al voor al je zonden heeft betaald. De oproep tot levensheiliging zal dan weinig weerklank meer vinden.’
Reden genoeg om hier een keer dieper op in te gaan, temeer daar in sommige kringen momenteel een zeer eenzijdige nadruk wordt gelegd op Gods genade.
Wat Johannes in zijn eerste brief schrijft, kan ons helpen hier meer zicht op te krijgen, omdat die brief ons aanspoort in gemeenschap met God te wandelen, onze zonden te belijden en ons voortdurend te laten reinigen door het bloed van de Here Jezus. Ook nadat we tot geloof in de Here Jezus zijn gekomen. Laten we niet uit het oog verliezen dat Johannes ervan uitgaat dat de geadresseerden de Here Jezus al kennen (1 Joh. 2:12-14). Ze worden onder meer opgeroepen in Hem te blijven, de wereld niet lief te hebben en alert te zijn op de antichrist.
In vers 8 van hoofdstuk 1 wordt gewaarschuwd voor de dwaalleraars die zeggen niet te zondigen en dus ook geen reiniging van zonden nodig te hebben. Hun bewering is een grote misleiding.
Zonde – voor velen geen prettig woord – komt in 1 Johannes ongeveer 25 keer voor; de ene keer als zonde, de zondige gezindheid, andere keren als zonden, de zondige daden.
Ernstig waarschuwt Johannes zijn lezers voor de destijds populaire dwaalleer dat gelovigen niet meer zouden zondigen, dat ze gemeenschap met Christus kunnen hebben en tegelijk in de duisternis kunnen wandelen (1 Johannes 1:6). In feite is dát de situatie, wanneer wordt geleerd dat je je zonden niet meer hoeft te belijden omdat ze toch al vergeven zijn door de Here Jezus. Wie dat zegt, liegt en doet de waarheid niet, zegt Johannes met grote nadruk. Zo iemand misleidt zichzelf en anderen.
Wanneer in deze brief wordt gesteld dat wie in Christus blijft niet zondigt, wordt daarmee bedoeld dat het voor zo iemand niet normaal is om te zondigen. Zonde past niet meer bij een gelovige. Gelovigen worden juist aangespoord hun zonden, die ze – helaas – nog doen, te belijden. En wie dat niet doet, moet maar eens aan David denken, aan wat er geestelijk met hem gebeurde toen hij zijn zonde met Batseba niet aan de Here beleed. Zijn geestelijk leven leed bijna schipbreuk. En hij ontving Gods vergeving nadat hij zijn zonde had erkend en beleden (zie Psalm 32 en 51).
Je kunt wel zeggen dat je je niet schuldig hoeft te voelen wanneer je hebt gezondigd, maar wat moeten mensen doen die dan met schuldgevoelens blijven zitten? Het risico is aanwezig dat ze geestelijk totaal vastlopen of steeds dieper in de zonde terechtkomen, omdat ze er in feite op los kunnen leven. Levensheiliging, waar het Nieuwe Testament grote nadruk op legt, verdwijnt dan volledig uit het zicht.
In deze discussie is vers 9 van hoofdstuk 1 een sleutelvers. Hoe bevrijdend is de boodschap die we daar lezen! Wanneer we onze zonden belijden, is Hij getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Dat is pas echte genade!
Dirk van Genderen