Vorige week schreef ik al over de strijd rondom Gaza. Deze week wil ik aanvullend daarop enkele geestelijke lijnen trekken. Ik geloof namelijk dat de strijd rondom Gaza niet allereerst een strijd is tussen Israël en de Hamas-strijders in Gaza, maar een strijd tussen de God van Israël en Gods tegenstander, de satan.
Waarom ik dit denk? Omdat je de hele Bijbel door ziet dat de satan erop uit is Israël te gronde te richten. Zijn eerste doel was te voorkomen dat de Here Jezus geboren zou worden en Zijn leven zou geven tot verzoening van onze zonden. En nu probeert hij te voorkomen dat Gods plannen met Israël werkelijkheid worden. Plannen die hij misschien wel beter kent dan wij. Als het hem lukt Israël definitief uit te schakelen, dan kunnen de profetieën immers niet vervuld worden.
Gods ingrijpen
Er zijn meerdere momenten in de geschiedenis dat het volk Israël bijna ten onder ging. Maar op die momenten greep God telkens weer in. Ik geloof dat Hij dat zal blijven doen. De bijbelse profetieën zijn daar heel duidelijk over. In Gods toekomstige plan met deze wereld neemt Israël een centrale plaats in. En wel het Israël waar het zich nu bevindt. De Bijbel geeft heel nauwkeurig de grenzen aan, van de Nijl tot de Eufraat (Genesis 15:18). Ik geloof dan ook dat het moment komt dat ook het gebied van Gaza tot Israël zal behoren.
Ik denk aan die dag dat de farao van Egypte het volk Israël met zijn leger achtervolgde toen de Schelfzee vluchten onmogelijk maakte. Gods plan, om het volk in het Beloofde Land te brengen, dreigde door de satan onmogelijk te worden gemaakt, maar God streed voor Zijn volk, zoals alleen Hij dat kan en redde het.
Denk ook eens aan de tijd van de ballingschap, aan de verwoesting van Jeruzalem, aan de holocaust en aan de oorlogen om Israël vanaf 1948. Telkens opnieuw was het een wonder dat Israël bleef voortbestaan.
Het huidige conflict
En ook nu, in het huidige conflict, proef ik die geestelijke strijd om het land en het volk van Israël. En daarbij wil ik het nu eens niet hebben over de actuele situatie aan het oorlogsfront en over de druk die op Israël wordt uitgeoefend om de gevechten te beëindigen voordat Hamas is uitgeschakeld, op één opmerking na. Ik vind namelijk dat wij terughoudend moeten zijn met het doen van ferme uitspraken over de huidige situatie. Er spelen belangen waar wij geen weet van hebben. Wij zien het conflict tussen Israël en Hamas, maar over de invloed van de Israëlische leiders, Iran, Syrië, de Fatah, Hamas, Europa, Rusland en Amerika op het conflict kunnen we slechts gissen.
Een tipje van de sluier
Soms licht de Bijbel een tipje op van de sluier die voor ons hangt over de strijd tussen de geestelijke machten. Ik denk hierbij aan de geschiedenis die we lezen in 2 Koningen 6. Daar gaat het over de oorlog van Israël met Aram. Daar zie je trouwens dat er een man Gods is – Elisa – die de koning van Israël advies geeft over wat hij moet doen. Stel je eens voor dat de president of de premier of de minister van Defensie van Israël net zo zou handelen.
De koning van Aram wil vervolgens die man Gods gevangen nemen. Wanneer Elia’s knecht morgens ontdekt dat de stad omsingeld is en in paniek is, zegt Elisa tegen hem: ‘Vrees niet, want zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn’ (vers 16). Het volgende vers zegt dan: ‘De HERE opende de ogen van de knecht en hij zag en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa’.
Vervolgens bidt Elisa tot God of Hij dat leger van Aram met blindheid wil slaan, waarop Elisa hen naar Samaria brengt, waar de koning van Israël hen wil doden. Elisa geeft hem echter de opdracht hun brood en water te geven, waarna zij vertrekken en Israël niet meer lastig vallen. Hoe groot is Gods macht!
Verlangen
Wanneer ik dit verhaal lees, komt in mij het verlangen op dat God ook nu in het Midden-Oosten Zijn grootheid en almacht zal tonen. Laten we onze gebeden baseren op het Woord van God en niet op alles wat via de media op ons afkomt.
Al diverse keren ‘stuitte’ ik op Psalm 83. Daar wordt gesproken over de vijanden die listige aanslagen beramen tegen het volk Israël. ‘Laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht’, zegt vers 5. Het gebed dat volgt, loopt uit op de woorden: ‘Overdek hun aangezicht met schande, opdat zij Uw Naam zoeken, o HERE’ (vers 17). En de psalmist besluit met: ‘Opdat zij weten, dat alleen Uw Naam is: HERE, de allerhoogste over de ganse aarde’.
Laten we ons voor de Here verootmoedigen en Hem smeken of Hij Zijn Naam wil verheerlijken, dwars door de strijd heen. Ik geloof dat we ook mogen bidden dat de betrokken partijen zich zullen verootmoedigen voor de Here, in navolging van Daniëls gebed in Daniël 9: ‘Want om onze zonden en om de ongerechtigheden onzer vaderen zijn Jeruzalem en Uw volk tot een smaad geworden voor allen om ons heen.’
Dirk van Genderen