Dirk van Genderen.NL

Columnist, publicist, spreker

Wonderlijke redding (5 reacties)

Geplaatst op donderdag 15 oktober 2009, 13:11 door Dirk A A

Ons vertrouwen op God wordt soms behoorlijk op de proef gesteld. Zeker niet altijd weten we vooraf dat God ons uit een bepaalde situatie zal redden. Juist dan komt het aan op geloof. Om in de diepste duisternis en de grootste nood op Hem te vertrouwen. Ons zonder reserve over te geven aan Hem.

Een prachtig voorbeeld hiervan lezen we in Daniël 3. Koning Nebukadnessar heeft een geweldig groot gouden beeld laten oprichten. Alle belangrijke mensen worden uitgenodigd om het beeld, dat hij heeft opgericht voor zijn goden, te aanbidden. Wie weigert te knielen, zal de dood vinden in een vurige oven.

Wellicht kent u de geschiedenis. De drie vrienden weigeren te knielen en moeten bij de koning komen. Hij geeft hun een soort laatste waarschuwing. Als ze niet voor hem en voor zijn goden knielen, gaan ze onherroepelijk het vuur in. ‘En wie’, voegt hij er dreigend aan toe, ‘is dan de god die u zal kunnen bevrijden?’

Zo heftig zal voor ons de situatie niet snel zijn, maar ook wij kunnen in omstandigheden terechtkomen, dat het er op aan komt. Situaties waarin de eer van God op het spel staat. Vult u zelf maar in. Ook onze tijd kent zijn (af)goden. Knielen wij daarvoor? Misschien wel in onze kerk?

Wij trachten vaak iedereen een beetje te vriend te houden. God een beetje, maar de wereld ook een beetje. We willen immers voorkomen dat de ander negatief over ons en over ons geloof gaat denken. De vrienden van Daniël zijn niet zo bang. Ze vinden het zelfs niet nodig de koning een antwoord te geven. Wel belijden ze in alle duidelijkheid hun geloof in hun God. Het is opmerkelijk dat ze op dat moment niet aangeven dat God hen zeker zal redden. Ze laten het open en geven zich volledig aan Hem over. ‘Als de God Die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, zal Hij ons uit de brandende vuuroven en uit uw macht bevrijden; maar zelfs indien niet, weet dan dat wij uw goden niet vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat gij hebt opgericht.’

De koning is razend. Hij geeft opdracht het vuur zeven keer heter te maken, waarna Sadrach, Mesach en Abednego gebonden in de oven worden gegooid. Dan schrikt de koning enorm. Hij ziet een vierde man in de oven, terwijl er maar drie zijn ingegooid. En die drie mannen waren gebonden, en nu lopen ze vrij rond. Kennelijk zijn de touwen waarmee ze gebonden waren, verbrand, maar zelf zijn ze ongeschonden gebleven. Ze leven en zijn bevrijd! En de koning ziet ook nog dat die vierde man lijkt op een zoon van de goden.

Als we denken aan deze geschiedenis, staat voor ons toch wel centraal de redding van die drie mannen uit de brandende oven. Veel minder realiseren we ons dat ze in groot vertrouwen op God letterlijk de dood in gingen. Ze wisten niet dat God hen zou redden, dat Hij een engel zou sturen om hen te bevrijden. Ze gingen de dood in en ontvingen het leven.
Is dat niet een prachtig beeld van het nieuwe leven dat de Here Jezus ons wil geven? U kunt het gevoel hebben dat u in het vuur bent. Maar ook dan mogen we ons volledig aan Hem overgeven. De uitkomst is dan misschien net zo onzeker als voor de vrienden van Daniël, maar in Zijn handen zijn we veilig.

Er zit ook nog een ander aspect aan deze geschiedenis. Waar zijn in deze tijd de mensen als de vrienden van Daniël, die – door Gods genade – het aandurven om alle zekerheden los te laten en hun vertrouwen voor 100 procent op God te stellen? Laat de uitkomst van dit verhaal u bemoedigen. Zoals Nebukadnessar geraakt werd door wat hij had gezien, zo wil de Here God ook nu, in onze situatie, Zijn zegen geven als wij ons niet schamen voor Hem en voor het Evangelie.

Dirk van Genderen
(Dit is een enigszins aangepaste versie van één van de 60 commentaren uit mijn boek ´Spannende tijden´, een uitgave van Uitgeverij Van Wijnen, www.uitgeverijvanwijnen.nl, prijs: 12,50 euro).

5 Reacties

  1. baruch zegt:
    Geplaatst op vrijdag 16 oktober 2009 om 11:34

    Iedere wederom geboren gelovige heeft eeuwig leven. En heeft Gods belofte dat niets hem kan scheiden van de liefde Gods welke is in Christus Jezus. ( Rom.8:38 en 39)

    Deze belofte moet alle angst wegnemen bij het getuigen van de rijkdom die er is in Christus Jezus.
    Vurige ovens wachten ons niet maar er kunnen verstrekkende gevolgen zijn voor het vrijelijk getuigen van ons geloof in de opgestane Heer. Maar inherent daaraan is er evenals bij de vrienden van Daniel een krachtig getuigenis naar de tegenstander. Laten wij wel bedenken dat wij de confrontatie niet hoeven te zoeken, maar als wij gedwongen worden in bepaalde zaken te kiezen voor geloof in onze opgestane Here Jezus Christus of hetgeen wordt afgedwongen, zullen wij net zo standvastig moeten zijn als de vrienden van Daniel.
    Wij weten immers dat wij niet degenen moeten vrezen die het lichaam kunnen doden, en de ziel niet kunnen doden; maar veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. ( Matt. 10:28)

    Met vriendelijke groet,

    baruch.

  2. Jan Lammers zegt:
    Geplaatst op vrijdag 16 oktober 2009 om 19:11

    Ben blij met deze mail, want zelf ervaar ik vaak een soort raffinement bij mensen ,om van ons min of meer een goedkeuring te ontfutselen ,betreffende
    verschillende pricipiele zaken ,waar wij als wedergeboren christenen heel
    duidelijk stelling tegen moeten nemen. Hier geldt ook de tekst waar ik vele keren door bemoedigt ben”Vrees voor mensen spant een strik, maar die op de “Heer vertrouwt is onaantastbaar.
    mvg Jan lammers

  3. Bert Loonstra zegt:
    Geplaatst op vrijdag 16 oktober 2009 om 21:13

    Vaak proberen we om tactvol te zijn naar iedereen toe. Je probeert van te voren iemand in te schatten, en hoe zijn reactie zal zijn op jouw houding, of jouw woorden. Aan de hand van deze inschatting durven we al of niet duidelijke dingen te zeggen, of een daad te stellen, of een getuigenis te geven van de hoop die in ons leeft.
    Maar ik ben ervan overtuigd, als we ons niet door mensenvrees laten leiden maar door de Heilige Geest, zal ons getuigenis over de Here Jezus duidelijker worden. Inderdaad Jan, wie op de Here vertrouwt mag ook op Zijn bescherming rekenen.

  4. Mathieu zegt:
    Geplaatst op zaterdag 17 oktober 2009 om 8:58

    De mannen in de brandende oven worden op onverklaarbare manier gered door de ‘zoon der goden’ (Dan. 3). Doet het opgerichte beeld van Nebukadnessar ook niet sterk denken aan dat van de antichrist? (Opb. 13:14-17)

    Het is een van de voorbeelden van het bijbelse principe: ‘leven uit de doden’ dat we op veel plaatsen in de Schrift tegenkomen; het beeld van de graankorrel die in de aarde valt en sterft, maar in het donker tot leven gewekt wordt en weer uitloopt en tot volle bloei komt!

    Overigens ben ik ervan overtuigd dat de Here met deze episode in Daniël (ook) laat zien dat Israël menselijkerwijs tot de ondergang gedoemd is. Toch zal (een deel van) Israël behouden worden. Israël zal in de ‘grote verdrukking’ (voorgesteld door de vuuroven) hopeloos verloren lijken, maar door de Here op bovennatuurlijke manier gered worden. Dan zullen de Joden pas echt massaal tot geloof komen en behouden worden. Niet voor niets doet Hij over Israël de onvoorstelbare uitspraak: ″Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie om uwentwil (de heidenen), maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden om der vaderen wil; Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk!″

  5. Elly zegt:
    Geplaatst op zaterdag 17 oktober 2009 om 12:01

    Deze week kwam ik in een oud boekje een heel mooi en waardevol verhaal tegen : De Bamboe ( het is een zinnebeeldige voorstelling )

    Er zit een hele mooie les in voor iedere christen.
    Wij moeten leren om ons volledig te geven, maar ook om volledig op God te vertrouwen.

    De geschiedenis van de bamboe…

    Op de berghellingen van de provincie Kucheng, in India, zijn de meest kostbare bomen gewoonlijk gemerkt met de naam van hun eigenaar.
    Ook wordt het water, dat afkomstig is van de bronnen die gelegen zijn op de top van de bergen, naar de dorpen gevoerd door middel van buizen, vervaardigd uit bamboe stammen, die nauwkeurig aan elkaar zijn gezet met hun ene uiteinde tegen het andere.

    Op de helling van een frisse heuvel verhief zich een mooie boom te midden van andere bomen; zijn donkerglanzende stam en zijn prachtige takken bevend in de avondbries.
    Terwijl wij hem bewonderden, werden wij ons bewust van het zachte ruisen van zijn bladeren en wij hoorden een licht gefluister:
    “U vindt dat ik mooi ben, u bewondert mijn hoge stam en mijn sierlijke takken;
    en toch… bezit ik niets waarover ik kan roemen.
    Al wat ik bezit heb ik te danken aan de waakzame liefde van mijn Meester.
    Hij is het, die mij hier geplant heeft op deze vruchtbare heuvel, waar mijn wortels de verborgen bronnen konden bereiken en er zich diep in konden wortelen om voortdurend te drinken van hun levende water om er dan voedsel, verfrissing, schoonheid en kracht uit te putten voor mijn hele wezen.

    Ziet u de bomen die daar aan de andere kant staan ?
    Ziet u hoe armzalig en verschrompeld ze er uitzien ?
    Dat komt doordat hun wortels de levende bronnen nog niet bereikt hebben.
    Sinds ik deze verborgen wateren gevonden heb, heeft het mij nooit aan iets ontbroken.

    Hebt u deze letters, die in mijn stam gesneden zijn, opgemerkt ?
    Bekijk ze van dichtbij – ze zijn in mijn wezen ingekerfd.
    De behandeling was pijnlijk.
    Ik heb mij toen afgevraagd waarom ik zo moest lijden – maar het was de hand van mijn Meester Zelf, die het mes hanteerde; en toen het werk af was herkende ik – met een snik van onuitsprekelijke blijdschap – dat het Zijn eigen naam was, die Hij in mijn stam gesneden had.
    Ik begreep toen, met een onwankelbare zekerheid, dat Hij mij liefhad en dat Hij van mij hield en dat Hij wilde dat iedereen zou weten dat ik van Hem was.
    Ik mag er mij wel op beroemen zo’n Meester te hebben.

    Terwijl de boom ons zo vertelde over zijn Meester, keken wij om ons heen en zie… daar was de Meester Zelf !
    Hij keek naar Zijn boom met een tedere liefde en een vurig verlangen en in Zijn hand hield Hij een vlijmscherpe bijl.

    “Ik heb je nodig”, zei Hij, “ben je volkomen bereid om je aan Mij te geven ?”

    “Meester”, antwoordde de boom, “ik behoor U geheel toe, maar waarvoor zoudt U me kunnen gebruiken ?”

    “Ik heb je nodig”, zei de Meester weer, “om mijn levende wateren naar droge en dorre plaatsen te brengen, die geen water hebben”.

    “Maar Meester, hoe zou ik daarvoor kunnen dienen ?
    Ik kan wel in Uw levende bronnen blijven staan en het levende water gebruiken voor mijn eigen onderhoud.
    Ik kan mijn takken uitstrekken naar de hemel en mij laven met Uw frisse dauw en daardoor mooi en krachtig worden en mij erin verblijden dat de schoonheid en de kracht van U komen en aan iedereen vertellen, dat U een Meester bent vol van erbarmen.
    Maar hoe zou ik water aan anderen kunnen brengen ?”

    De stem van de Meester werd wonderlijk zacht, toen Hij antwoordde :
    “Ik kan je gebruiken, mijn boom, als je bereid bent Mij mijn gang te laten gaan.
    Het zal nodig zijn, dat Ik je neervel op de grond en je takken afsnijd om je naakt en ontbladerd te laten liggen – dat Ik je dan van je geboorteland losruk, dat je zo dierbaar is, en van je broeders – de andere bomen – en dat Ik je daarna helemaal alleen wegvoer, heel ver weg, naar berghellingen waar niemand zal zijn om met liefde tot je te spreken en waar alleen gras, struiken en dorens zullen groeien.
    Ja, en daar zal Ik Mij moeten bedienen van het verschrikkelijke staal om al de tussenschotten weg te nemen die in je hart zijn, om er een vrije doorgang door te boren, waardoor Mijn levende wateren er doorheen zullen kunnen vloeien.
    Je bent bereid te sterven, zeg je Mij; ja, mijn geliefde boom, jij zult sterven, maar Mijn water dat het leven brengt, zal vrij en zonder ophouden door je heen stromen.
    Je schoonheid zal je natuurlijk ontnomen worden.
    Voortaan zal er niemand meer zijn die naar je zal kijken en die je frisheid en pracht zal bewonderen.
    Maar er zullen er veel – heel veel – zijn, die zich zullen bukken om zich te laven aan de stroom van levend water, die hen zonder verhindering zal bereiken door middel van jou.
    Zij zullen weliswaar misschien totaal geen aandacht aan je besteden, maar zullen zij niet je Meester zegenen, die hun Zijn levend water gegeven heeft door middel van jou ?
    Ben je daartoe bereid, Mijn boom ?”

    Ik hield mijn adem in om het antwoord te kunnen horen.

    “Mijn Meester”, zei de boom, “al wat ik ben en al wat ik heb, alles is van U gekomen !
    Als U mij dan werkelijk nodig hebt ben ik bereid U met vreugde mijn leven te geven.
    En omdat het noodzakelijk is dat ik moet sterven, opdat U Uw levende wateren aan anderen zult kunnen geven, stem ik daarin toe.
    Ik behoor U toe !
    Neem mij, mijn Meester, en gebruik mij naar Uw wil”.

    Het gezicht van de Meester werd nog tederder.
    Toch nam Hij de scherpe bijl en met krachtige slagen liet Hij de mooie boom ter aarde vallen.
    Deze werd niet opstandig; nee, hij gaf zich over aan ieder slag en fluisterde zacht : “Mijn Meester, naar Uw wil”.

    En de Meester, bleef de bijl hanteren; Hij ging voort met slaan totdat de stam van zijn wortels was losgemaakt.
    Toen ging de schoonheid van de boom, zijn prachtige kroon van bebladerde takken, voor altijd verloren.
    Ja, daar lag hij, naakt en zonder bladeren.
    Maar de uitstraling van liefde, die het gezicht van de Meester verlichtte, werd nog groter toen Hij dat, wat van de boom overgebleven was, op Zijn schouders nam en weg droeg – heel ver weg – over de bergen, terwijl zijn vrienden – de andere bomen – treurend achterbleven.
    Toch vond de boom – uit liefde tot zijn Meester – alles goed en hij fluisterde zacht : “Mijn Meester, naar Uw wil”.

    Toen de Meester aangekomen was op een eenzame en verlaten plaats bleef Hij stilstaan en nogmaals nam Zijn hand het vlijmscherpe staal, dat Hij nu in het hart zelf van de boom stootte… want Hij wilde er een kanaal door boren voor Zijn levende water en het was alleen door het hart van de gevelde boom, dat het zonder belemmering naar de uitgedroogde en dorstige gronden kon vloeien.

    Toch verzette de boom zich niet en hij fluisterde nog met zijn verbroken hart : “Mijn Meester, Uw wil geschiedde”.
    En de Meester, wiens hart vervuld was met liefde en wiens aangezicht bewogen was door het tederste medelijden, sloeg met Zijn pijnlijke slagen en spaarde niet…
    En het goed gescherpte staal deed onvermoeid verder zijn werk, totdat alle schotten verwijderd waren en het hart van de boom volkomen open was – van het ene uiteinde af tot aan het andere.
    En het hart van de Meester was tevreden.
    Toen nam Hij hem op en droeg hem zacht weg, verbrijzeld en vol pijn, naar een plaats die hij nog niet had opgemerkt, waar een bron van levend water ontsprong, helder als kristal.

    Hij legde hem neer met één van de einden midden in het levende water.
    En de stroom des levens doorstroomde het hart van de boom, van het ene einde tot het andere, door het kanaal dat ontstaan was door de verschrikkelijke wonden; het was een zachte stroom die geluidloos vloeide, die in hem kwam, door hem heen stroomde en dan weer uit hem vloeide; die voortdurend vloeide, zonder ophouden…
    En de Meester glimlachte tevreden.

    Toen ging de Meester heen om nog andere bomen uit te kiezen…
    Er waren er die terugschrokken uit vrees voor het lijden; maar andere gaven zich vreugdevol aan Hem over, zeggend: “Meester, wij vertrouwen ons aan U toe; doe met ons wat U wilt”.

    Dan deed Hij ze gaan, de een na de ander, langs dezelfde pijnlijke weg…
    En dan kwam Hij om ze neer te leggen met de uiteinden tegen elkander…
    En telkens als er weer een nieuwe boom neergelegd werd, stroomde het levende water van de bron fris en helder door het verbrijzelde hart.

    Zo werd de leiding langer en langer tot hij ten laatste het onvruchtbare land bereikte.
    Mannen en vrouwen en kleine kinderen, die al zo lang uitgeput en dorstig waren, kwamen er hun dorst lessen; toen haastten zij zich weg om aan anderen het goede nieuws te brengen: “Het levende water is eindelijk gekomen !
    De lange hongersnood is eindelijk voorbij !
    Komt drinken !”

    En ze kwamen aangelopen en lesten hun dorst en kregen nieuw leven.
    De Meester zag het en Zijn hart was vervuld met vreugde.

    Toen kwam de Meester bij Zijn boom en Hij vroeg hem vol liefde: “Mijn boom, heb je nu spijt van je eenzaamheid en je lijden ?
    Is de prijs te groot geweest – de prijs die het kostte om het levende water aan de wereld te geven ?”

    Toen antwoordde de boom: Nee, mijn Meester, duizend maal Nee !
    Zelfs als ik tienduizend levens had, dan zou ik bereid zijn ze alle aan U te geven om de Zegen te kennen – zoals ik die nu ken – dat ik er toe heb mogen bijdragen U gelukkig te maken”.

Laat een reactie achter

0 / 350 woorden