Goede moed in het lijden

Wat een lijden maken veel mensen mee. De afgelopen weken ben ik daar diverse keren mee geconfronteerd. Een vrouw die na twintig jaar huwelijk op een ochtend totaal onverwacht van haar man kreeg te horen dat hij wilde gaan scheiden. Een vrouw bij wie de kanker voor de vierde keer is teruggekomen. Een familie waar de oma overleed…

Het lijden in de wereld gaat christenen niet voorbij. Ook in kerken en gemeenten waar wordt gesteld dat er in Gods gemeente geen ziekte voorkomt, worden mensen ziek en overlijden er mensen. Toch mag er, dwars door onze tranen en ons verdriet heen, hoop en verwachting zijn, als we de Here Jezus mogen kennen.

Ik zal een paar citaten geven uit enkele mails en gesprekken om het lijden, maar ook de verwachting concreet te maken.

1. ‘Er is bij mij voor de vierde keer kanker ontdekt, vier maanden geleden. De vorige operatie was zo verschrikkelijk zwaar, dat ik toen al had besloten me niet meer te laten behandelen, mocht de kanker terugkomen.
Momenteel gaat het redelijk goed en ik ontvang een rust en een vrede van God, die werkelijk alle verstand te boven gaat. Ik geniet van elke dag die God mij nog wil geven. Ook komen er nog veel mensen op mijn weg, voor wie ik nog iets mag betekenen.
In mijn privéleven heb ik veel meegemaakt. Ik verloor door een scheiding eerst mijn liefste en toen we in therapie gingen om weer een nieuwe start te maken, overleed mijn man aan een hartstilstand. Onbeschrijfelijk verdriet…..
Ondanks het enorme verdriet is God daar met Zijn liefdevolle armen om me heen en mag en kan ik verder. Zijn onbegrijpelijke liefde en steun zijn zo waardevol!!!!!!!! En de vrede, de vreugde en de blijdschap van het geloof die ik mag ervaren zijn nauwelijks te beschrijven. Ik kan en mag zingen te midden van mijn duisternis en ik doe dat dan ook. De waarom vragen stel ik allang niet meer. Ook de waartoe vragen niet meer, maar wel: Heer, hoe nu verder.
Mijn hele leven heeft zich gekenmerkt door ziekte, pijn, lijden, rouw, verdriet en eenzaamheid. Ik kwam als meisje van tien jaar tot een persoonlijk geloof in Jezus Christus op een openbare school tijdens een Bijbelles. Opgevoed in een ongelovig gezin. Mijn leven ging niet over rozen, maar in mijn leven met Christus heb ik het meest fantastische leven op aarde gehad.’

2. ‘Oma is overleden. Ze was erg ziek. Ik ben heel erg verdrietig en mis haar. Maar gelukkig hoeft ze nu niet meer te lijden. Ze mag nu altijd gelukkig zijn bij de Here Jezus in de hemel.’

3. ‘Na twintig jaar huwelijk zei m’n man totaal onverwacht dat hij niets meer voor me voelde. Hij wilde scheiden en inmiddels heeft hij een ander. Ik weet dat God de scheiding haat. Ik houd me vast aan Hem. Hij zal ons huwelijk herstellen. Gelukkig zijn er veel mensen die biddend om mij heen staan en die me ook daadwerkelijk steunen en ondersteunen.’

4. ‘M’n kinderen willen, op één na, niets meer van het geloof weten. Ze willen ook geen contact meer met ons hebben. Dat doet zoveel pijn en geeft ons zoveel verdriet. We zien ook onze kleinkinderen niet meer. Maar we blijven wel voor hen bidden.’

Zomaar vier voorbeelden, waaraan ik zo een hele lijst zou kunnen toevoegen. Wat een verdriet. Wat een pijn. Maar ook: wat een genade geeft de Here God om door te gaan, in vertrouwen op Hem.

We zeggen wel eens gemakkelijk dat het leven niet over rozen gaat. Maar je moet er zelf maar mee worden geconfronteerd. Dan komt het erop aan. Wat een genade is het dan als we de Here Jezus mogen kennen en mogen ervaren dat Hij ons vasthoudt, voor ons zorgt. Dat Hij meegaat, hoe moeilijk de weg soms ook is. Dan mogen we het (soms) ervaren wat Psalm 33:18 en 19 zegt: ‘Zie, des HEREN oog is op hen die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen, om hun ziel van de dood te redden, en hen in het leven te houden in hongersnood.’

Ter bemoediging verwijs ik naar 2 Korinthe 4. Vanaf vers 16 lezen we daar: ‘Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht der heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig.’
En hoofdstuk 5 vervolgt dan in vers 1: ‘Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.’
En vers 6-9: ‘Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn – want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen – maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen. Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn.’

Weet u, een poosje geleden vertelde ik aan een groep lichamelijk gehandicapten iets over het thema ‘Gebroken dromen’, over als je leven anders gaat dan je had gehoopt en verwacht. Aan het eind reageerde één van de aanwezigen door te wijzen op Romeinen 8:18: ‘Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.’ Dat raakte mij. Hij had recht van spreken! Dat was zijn hoop. Die verwachting, die zekerheid gaf hem kracht, kracht van God Zelf.

Er komt een einde aan het lijden. Soms door genade in dit leven, als God genezing geeft, of herstel van gebroken relaties. En zeker na dit leven, of al eerder, bij de wederkomst van de Here Jezus. Dat uitzicht mag ons nu al vertroosten en verblijden.
Tot slot citeer ik daarom de eerste verzen van Openbaring 21: ‘En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God Zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, Die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.’

Dirk van Genderen