Nog een paar dagen, dan vieren we weer het kerstfeest. ‘De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen’, zegt Titus 2:11 zo mooi en kernachtig. Ik wens u allen heel goede en gezegende kerstdagen toe.
Titus 2:11 – Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen,
12. om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven,
13. verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus,
14. Die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken.
De genade Gods is verschenen… Wat een wonder! Heilbrengend voor alle mensen. Dat was ook wel nodig, want het zag er niet goed uit voor de mens. Dan denk ik terug aan die uiterst donkere bladzijde in de wereldgeschiedenis, in het paradijs al, dat de mens Gods gebod overtrad door te eten van de boom der kennis van goed en kwaad, wat de Here God verboden had (Genesis 2:16, 17). Dit was de eerste keer dat de mens zondigde tegen Gods gebod. Verleid door de slang, de satan. En zo kwam de dood in de wereld.
De toestand van de mens zag er zeer somber uit. De satan leek gewonnen te hebben. Gods plan met de wereld en de mens leek mislukt te zijn. Maar de satan juichte te vroeg.
Luister maar: Genesis 3:15: ‘Ik (zegt God) zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.’
God grijpt in. Hij geeft licht in de duisternis en belooft redding, verlossing. Hij spreekt over het zaad van de vrouw. Tweeduizend jaar geleden werd dat zichtbaar in de komst van de Here Jezus naar deze aarde. God hield Zich aan Zijn Woord. Hij, het Licht der wereld, schijnt in de duisternis.
In eigen kracht kan de mens onmogelijk leven zoals God het wil. Wat een wonder is het dat God ons dit bovennatuurlijke leven wil schenken. ‘De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen’. Mag u het weten dat dit heil, deze genade door Hem ook aan u geschonken is? Het is belangrijk hoor, dat u dit weet… Uw toekomst hangt ervan af!
De Here Jezus heeft Zichzelf geopenbaard door naar deze wereld te komen. Geboren in een wonderlijke weg, uit de maagd Maria; voor de mens een onmogelijke weg. ‘Geen ding zal bij God onmogelijk zijn,’ zei de engel Gabriël al tegen Maria (Lucas 1:37).
God koos Maria om de Here Jezus in deze wereld te brengen. Hij wil ons gebruiken om via ons Zijn genade in deze wereld te laten schitteren. Op de plaats waar we gesteld zijn. De één thuis, een ander op zijn of haar werk, op school misschien, in de politiek; zowel in de kerk als op het open veld.
Zonder genade is er geen vergeving voor het verleden, geen kracht voor het heden en geen uitzicht voor de toekomst.
Kerst is niet zozeer het verhaal van een lief, klein kindje in een kribbe, met zoetsappige liedjes en geschenken onder een kerstboom. De commercie heeft Kerst gekaapt. Dat heeft niets met de kerstboodschap te maken, leidt alleen maar af van de genade van God die heilbrengend is verschenen.
Er loopt een directe lijn van de kribbe naar het kruis. Wanneer de Here Jezus Zijn leven niet zou hebben gegeven aan het kruis, gestorven zou zijn en weer opgestaan uit de dood, dan zou de genade geen genade zijn. Het is duurbetaalde genade.
Het kostte Hem alles, Zijn leven. Alleen in die weg kon Hij Zijn heil schenken aan hen die in Hem geloven. Wat een liefde van Hem! Als je twijfelt aan Gods liefde, kijk dan naar het kruis…
In vers 12 wordt gezegd dat deze genade van God ons verandert, opvoedt, tot een nieuw leven. Zodat wij de goddeloosheid en wereldse begeerten verzaken. Goddeloosheid is alles wat we doen zonder rekening te houden met God. Wereldse begeerten zijn begeerten die niet voortkomen uit God, maar uit de in zonde gevallen wereld.
Hoe is dat bij ons? Is er nog goddeloosheid in ons leven, worden we geleid door wereldse begeerten? Misschien denkt u: dat valt nog wel mee bij mij. Maar het kan ook in het klein: jaloezie; afgunst; haat; liefdeloosheid; roddel; liefde tot geld, seks, eer; hoogmoed; een geest van kritiek; afgoderij en vult u verder zelf maar in.
Soms hoor je de boodschap dat de genade zo groot is, dat het niet uitmaakt hoe je leeft.
Zo’n boodschap is echter niet naar het Evangelie. 1 Joh. 2:15 zegt: ‘Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.’
De goddeloosheid en wereldse begeerten moeten we verzaken, zegt Titus 2:12. Er ‘nee’ tegen zeggen, in Gods kracht, ermee breken. Tegelijk geeft dit vers aan dat de genade Gods opvoedt om bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld te leven. Hij wil het uitwerken in ons leven.
Bezadigd – gaat over jezelf, dat je je grenzen kent, de maat houdt, niet steeds meer willen…
Rechtvaardig – gaat over de verhouding tot anderen, leven zoals God het wil…
Godvruchtig – gaat over de verhouding tot God, vanuit een diep ontzag voor Hem, leven naar Zijn wil.
Titus 2:13 vervolgt dan: ‘Verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus…’
De genade Gods is verschenen en zal opnieuw verschijnen. De eerste verschijning was in genade, heilbrengend, de tweede zal in heerlijkheid zijn, wanneer de Here Jezus wederkomt op de wolken van de hemel, om Zijn Rijk van vrede en gerechtigheid op te richten. Daaruit mogen we hoop, troost en kracht putten.
Onze verwachting is vaak zo zwak. Het staat hier zo krachtig: de zalige hoop, de verschijning der heerlijkheid; onze grote God en Heiland, Christus Jezus.
Wat mogen we een heerlijke, zalige hoop hebben. Als dit ons leven stempelt, verdiept dat onze verwachting. Verwachtende Zijn komst, voortdurend.
Kennen we iets van die zalige hoop, van die heerlijke verwachting? Dan zijn we niet meer zo gericht op deze wereld, maar veel meer op de toekomst en zal er een hemelse glans over ons leven komen te liggen.
Het is zeker dat Hij komt. En laten we er maar rekening mee houden dat het niet zo lang meer duurt voordat Hij komt. Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, zegt Zacharia 14. Zijn heerlijkheid zal dan ten volle openbaar worden.
Dit mag onze verwachting zijn, ook al leven we nog in een onvolmaakte wereld. ‘Ons leven mag nu al met Christus verborgen zijn in God’ (Kol. 3:3). Christus Jezus wordt hier onze grote God genoemd. Hij, Die één is met de Vader en de Heilige Geest. Hij is groot, zeer groot en heeft alle macht in de hemel en op de aarde. Hij is met de Zijnen tot aan de voleinding van de wereld. Laat dat ons bemoedigen!
Titus 2:14 zegt dan nog: ‘Hij heeft Zich voor ons gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken.’
Onze Heiland (vers 13) brengt heil (vers 11). Zijn heilbrengende werk is dat Hij naar deze aarde is gekomen en Zichzelf heeft gegeven als een losprijs voor velen aan het kruis van Golgotha. Daarin wordt Zijn grote liefde voor ons zichtbaar. Zo alleen kon Hij ons losmaken en bevrijden uit de banden van de duivel en van de dood, van alle ongerechtigheid.
Zo verwerft Hij Zich een eigen volk, dat Hij reinigt. Over de hele wereld. Waar u ook woont, op de Veluwe, in Middelburg, in Simpelveld of op één van de Waddeneilanden, maar net zo goed in Peking, Johannesburg of in Jeruzalem.
God wil niet dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen, zegt 2 Petrus 3:9 met grote nadruk. En telkens wanneer Hij Zijn genade schenkt aan iemand die tot geloof in Hem komt, is er blijdschap in de hemel, bij de engelen van God. Dan juichen ze, net zoals ze ook juichten op die kerstochtend. Hij wast ons schoon met Zijn bloed van al onze zonden. Zo worden we Zijn eigendom, Zijn volk. Kostbaar en dierbaar in Zijn ogen.
Volijverig in goede werken, zegt vers 14 van Titus 2 ook nog. Om God te verheerlijken (vers 10). Zo maakt Hij ons klaar, heiligt en reinigt Hij ons. Tot het moment dat we voor altijd bij Hem mogen zijn wanneer Hij komt of wanneer Hij ons roept om tot Hem te komen. Om Hem voor eeuwig, in volmaaktheid te eren, te loven, te aanbidden. Van aangezicht tot aangezicht.
Hem zij alle eer, lof en aanbidding tot in eeuwigheid. Halleluja!
Dirk van Genderen