Wellicht kijkt u wel eens naar ongelovigen, wie het zeer voor de wind lijkt te gaan in dit leven. Het kan zijn dat u zegt: ik heb ook niet te klagen. Wees er maar dankbaar voor. Maar er zullen ook lezers van de nieuwsbrief zijn die een moeilijke weg moeten gaan. Van sommigen weet ik dat ook. Allerlei vragen kunnen ons dan bestormen. Is God wel de almachtige? Toch is er hoop, toch is er verwachting! Omdat we een God hebben Die leeft!
U hebt misschien zorgen over uw kinderen, die niets meer van het geloof willen weten. U voelt zich machteloos, en misschien geeft u zich er zelf de schuld wel van dat ze niets meer van het geloof willen weten.
Uw huwelijk dreigt misschien ten onder te gaan, of dat is al gebeurd. Wat een verdriet, wat een spanning, wat een pijn. Het kan zijn dat u vast zit in hardnekkige zonde, misschien wel pornografie, waardoor de relatie met uw man of vrouw kapot dreigt te gaan.
U kunt zich zorgen maken over uw gezondheid. U weet misschien dat u niet lang meer zult leven.
Mogelijk kampt u met financiële zorgen en weet u niet meer hoe het verder moet.
En zo kan er veel zijn waar we ons zorgen over maken. We vragen ons misschien af: waar is God als mijn leven pijn doet? Waarom grijpt Hij niet in? Klopt het wel dat Hij de almachtige is?
Weet u, als alles in ons leven voor de wind gaat, is het ‘makkelijk’ om te geloven. Maar het moet maar eens tegenzitten. Dan komt het erop aan. Je auto moet maar kapot gaan terwijl je geen geld hebt voor een andere. Of je zit al langer werkloos thuis en het lukt niet om weer ergens aan de slag te komen.
In de Bijbel kom je dezelfde soort worstelingen tegen. In Psalm 73 bijvoorbeeld. Daar ziet Asaf de voorspoed van de goddelozen. Naar onze maatstaven gerekend gaat het hen voor de wind. Terwijl degenen die God vrezen, allerlei tegenslagen hebben. Asaf komt hier niet uit, hij begrijpt het niet. Zoals ook wij het soms niet begrijpen.
Hij schrijft in vers 3 en 4: ‘Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed van de goddelozen zag. Want moeiten hebben zij niet en gaaf en welgedaan is hun lichaam.’
En over zichzelf merkt hij op: ‘Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden, mijn handen in onschuld gewassen. De ganse dag word ik geplaagd, mijn bestraffing is er elke morgen’(vers 13 en 14).
Hij probeert dit te begrijpen, maar het lukt hem niet. ‘Totdat,’ schrijft hij, ‘ik in Gods heiligdommen inging en lette op hun einde’ (vers 17). In de ontmoeting met de Here wordt het hem duidelijk.
Hij beseft het: het geluk, de voorspoed van de goddelozen is slechts tijdelijk. Dit leven is slechts een voorbereiding op het leven na dit leven. Allen die de Here kennen, zullen dan voor altijd bij Hem zijn. Terwijl het einde van de goddelozen niet iets is om jaloers op te zijn.
Hij belijdt de Here de zondige en bittere gedachten die hij had. ‘Ik was een grote dwaas, zonder verstand’ (vers 22). En hij weet het zeker, als hij denkt aan het einde van zijn leven, dat hij dan ‘Nochtans bestendig (voor altijd) bij de Here zal zijn’ (vers 23).
Asaf eindigt deze psalm met een lofprijzing. ‘Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna mij in heerlijkheid opnemen. Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde; al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde, Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat, maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn, de Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al Uw werken vertellen’ (vers 24-28).
Wat een vertrouwen klinkt er door in deze woorden van Asaf! Dit mag ook ons troosten, bemoedigen. Op de Here kunnen we aan. Altijd. In dagen van blijdschap en vreugde, en ook wanneer we niet meer weten hoe het verder moet.
Vergeet nooit dat de Here u kent en u ziet. Dat Hij weet wat we nodig hebben. In Mattheus 6:31 zegt de Here Jezus het zo: ‘Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft’.
U zegt misschien: Het moet er maar eens op aankomen. Dat je echt niet meer weet hoe het verder moet. Klamp u dan vast aan de Here Jezus alleen. Verwacht het niet in de eerste plaats van mensen, maar van Hem. ‘Wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen’ (1 Petrus 2:6).
Ter bemoediging sluit ik af met enkele teksten.
Psalm 10:14 – Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve.
Mattheus 11:28 – Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.
Romeinen 8:18 – Want ik ben er zeker van dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.
Filippenzen 4:6 – Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.
Dirk van Genderen