De titel die ik voor dit commentaar heb gekozen, komt uit Romeinen 11:26. Ik werd erdoor geraakt. Van geen ander volk ter wereld wordt zoiets gezegd. Alleen van Israel. Er komt een moment dat het hele volk zalig zal worden.
Nu is het nog niet zover. Het aantal Joodse mensen dat in de Here Jezus als hun Messias gelooft, groeit wel, maar procentueel gezien, is het maar een kleine minderheid.
De hoofdstukken 9 tot 11 van de Romeinenbrief maken zonneklaar dat er wel degelijk een grote en geweldige toekomst is voor Israel.
In het eerste vers van Romeinen 11 wordt de vraag opgeworpen: ‘God heeft Zijn volk toch niet verstoten?’
Hoeveel mensen denken net zo, ook onder christenen, nog steeds. Het meest vergaand is wel de gedachte dat de kerk in plaats van Israel is gekomen. Dan worden alle zegeningen die Israel zijn toegezegd, op de kerk betrokken.
Diezelfde gedachte speelt ook in kringen waar grote nadruk wordt gelegd op voorspoed, gezondheid, welvaart en zegen die je als gelovige toch in dit leven zou moeten ervaren. Dan claim je de zegen van Israel voor jezelf. Fout!
Onze zegen is in de Here Jezus. Onze toekomst ligt in het huis van de Vader, met Zijn vele woningen; daar mogen we naar uitzien. Vandaar ook dat de Bijbel zegt dat we vreemdelingen en bijwoners zijn op aarde.
Met grote nadruk wordt op die vraag of God Zijn volk heeft verstoten, geantwoord met: ‘Volstrekt niet’ (Romeinen 11:1). Paulus wijst op het overblijfsel, de rest, die er heel de geschiedenis is geweest, van Joodse mensen die hun knieën niet voor Baäl bogen (vers 4). En ook nu, anno 2010, zijn er duizenden die geloven in de Here Jezus als hun Messias.
Vandaar dat ik geloof dat het wel degelijk zin heeft om het Evangelie te brengen aan het Joodse volk. Als we hun het Evangelie onthouden, is dat de ernstigste vorm van antisemitisme.
Dan wordt in vers 11 de vraag gesteld: ‘Zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten?’ Het overgrote deel van het Joodse volk wees en wijst het Evangelie immers af.
‘Volstrekt niet,’ is het duidelijke antwoord. ‘Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot na-ijver op te wekken.’
Daar word ik stil van. Door hun val is het heil ook tot ons, tot mij gekomen.
In vers 12 klinkt de hoop al door. “Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid.’
Hun val is niet blijvend, er komt een tijd van volheid voor het Joodse volk. Wat een zegen zal dat zijn voor de rest van de wereld. Dat zal ‘leven uit de doden zijn’, zegt vers 15.
Vervolgens gaat het in de verzen 16-24 over de wortel, de olijfboom, de takken die weggebroken zijn en de takken die ingeënt worden. Leest u maar na.
Een enkele opmerking over dit gedeelte. Wat is de wortel? Ik geloof dat de wortel ten diepste Christus is. In Romeinen 15:12 staat: ‘Komen zal de wortel van Isaï’, wat een verwijzing is naar Jesaja 11:10: ‘En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken…’
Openbaring 5:5 zegt: ‘Ween niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen.’ En in Openbaring 22:16 lezen we: ‘Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende Morgenster’. In deze beide verzen gaat het over de wortel van David, de verheerlijkte Christus. Ik lees hierin dat Hij ook de wortel van de olijfboom is.
Israel is eeuwenlang Gods getuigenis op aarde geweest, maar uiteindelijk heeft het grootste deel van het volk geen vrucht geproduceerd. Enkele van de natuurlijke takken zijn weggebroken en als wilde loten hebben de gelovigen uit de heidenen deel gekregen aan de saprijke wortel van de olijfboom, ten diepste Christus Zelf.
De christenen uit de heidenen, die ingeënt worden in de olijfboom mogen samen met Israel deel hebben aan de saprijke wortel. Als je de wortel gaat zien als Israel, dan kun je gaan denken dat je als gelovigen uit de heidenen de sabbat moet gaan houden en de feesten die de Here aan Israel heeft gegeven et cetera. Ik zie dat gebeuren om me heen, dat christenen nog wettischer gaan leven dan orthodoxe Joden en vervolgens ook het zicht op de Here Jezus kwijt raken. Die ontwikkeling is zorgwekkend. Wees daar alert op.
Vergeet niet dat in Handelingen 15:20 tot de gelovigen uit de heidenen gezegd wordt dat hun niet de wetten van Mozes moeten worden opgelegd, maar dat ze zich ‘slechts’ moeten onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed.
In vers 25 onthult Paulus een geheimenis: dat er een gedeeltelijke verharding over Israel is gekomen. Over de verharding van Israel sprak Jesaja al in Jesaja 6, vanaf vers 10. En dat de verharding slechts tijdelijk zou zijn, is al te lezen in Jesaja 11. Het geheimenis heeft betrekking op het feit dat de verharding slechts ten dele over Israel is gekomen.
Er komt, zegt vers 25, een einde komt aan de verharding van Israel, wanneer de volheid der heidenen binnengaat. Vervolgens zal geheel Israel zalig worden, gelijk geschreven staat: de Verlosser zal uit Sion komen.
God gaat weer verder met Israel. Met de twee stammen en de tien stammen. Het is Gods verlangen dat de Here Jezus ook op aarde alle hulde zal ontvangen. Daar heeft Hij Israel voor nodig.
Dat wordt een buitengewoon cruciaal moment in de wereldgeschiedenis. Ik ben ervan overtuigd dat we dat moment al dicht genaderd zijn.
Het is nu de tijd waarin God alles aan het voorbereiden is om Rom. 11:26 te gaan vervullen.
Jesaja 60:21 zegt daarover: ‘Uw volk zal geheel uit rechtvaardigen bestaan, voor altoos zullen zij het land bezitten: een scheut die Ik geplant heb, een werk Mijner handen, tot Mijn verheerlijking.’
Ik denk aan Ezechiël 37, waar wordt gesproken over het dal met de dorre doodsbeenderen. Eerst voegen de beenderen zich bij elkaar, dan komen er spieren op en vlees en een huid. Maar geest is er nog niet in hen.
Deze beenderen, zegt dit hoofdstuk, zijn het gehele huis van Israel. ‘Ik, de Here, zal hen brengen naar het land Israëls, ik zal hen verzamelen uit hun graven.’
Vers 14 vervolgt dan met: ‘Ik zal Mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten dat Ik, de HERE, het gesproken en gedaan heb, luidt het Woord des HEREN.’
Ook de profeet Zacharia schrijft ook over deze opzienbarende geestelijke herleving van Israel. Zacharia 12 geeft aan dat Jeruzalem een steen zal worden waaraan de volken zich ernstig zullen verwonden. De volken zullen optrekken naar Jeruzalem. Zacharia 14 beschrijft dan hoe het volk ten onder dreigt te gaan, wanneer de hele wereld tegen hen optrekt. Dan zal de Here Jezus, de Messias komen om voor Zijn volk te strijden.
Dan komt het moment, waarover we lezen in Zacharia 12:10: ‘Over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitgieten de Geest van de genade en van de gebeden.’
Ze zullen Hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, ze zullen over Hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. Een diepe rouwklacht vanwege hun zonden.
Daarop volgt in hoofdstuk 13:1: ‘Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, ter ontzondiging en reiniging. En Ik zal te dien dage, luidt het Woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien…’
De Here zelf zal Zijn volk redden, zalig maken. Hij zal zich zelf bekend maken aan Zijn broeders, zoals Jozef zich bekend maakte aan zijn broers.
En zullen zij allen gered worden? Hebben we daar iets op tegen? Nee, toch.
Het zal op z’n minst de overgrote meerderheid van het volk zijn. En of het echt hoofd-voor-hoofd zal zijn? Jeremia 31:34 zegt: ‘…zij zullen Mij allen kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het Woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.’
Vol verlangen zien we uit naar het moment dat geheel Israel zalig zal worden. Vanuit Israel zal een geweldige zegen uitgaan over de hele wereld.
Dirk van Genderen