Al eerder schreef ik over het boek ‘Op de bres’ van Rees Howells. Uren, dagen, weken, ja maanden lag hij met zijn gebedsteam op de knieën tijdens de Tweede Wereldoorlog. Door hun gebeden greep God in. Leest u maar.
Misschien zegt u: dat gebeurde toevallig. Dat mag u denken. Toch hoop ik dat u verder leest en u open stelt voor de mogelijkheid dat God wel degelijk ingreep. Ik moet denken aan Jakobus 5:16b: ‘Een krachtig gebed van een rechtvaardige brengt veel tot stand.’
Al in 1936 werd het Howells duidelijk dat Hitler een instrument van de satan was om te voorkomen dat het Evangelie aan alle mensen zou worden gebracht. Ondertussen was God bezig de gemeenschap van het Bijbel College van Howells in Swansea in Wales voor te bereiden om de oorlog op de knieën uit te vechten.
Howells vertelt: ‘De Heilige Geest legde een last op ons. “Neem het op tegen Hitler,” zei Hij; dit betekende toen al drie weken bidden en vasten.’
In 1938 werd Howells erbij bepaald dat het Joodse volk fel vervolgd werd door het antisemitisme van Duitsland. God maakte hem duidelijk dat Hij dat zou gebruiken om het Joodse volk terug te laten keren naar hun eigen land. Op 4 september 1938 merkte hij in een samenkomst op: ‘In Jesaja’s profetie over de tweede terugkeer van Gods volk zegt hij in de hoofdstukken 11 en 12 dat God hen zal vergaderen van de vier einden der aarde. Dat is precies wat er nu gebeurt.’
Op de dag dat Hitler de oorlog verklaarde aan Engeland, publiceerde Howells de volgende verklaring: ‘De Here heeft ons bekend gemaakt dat Hij Hitler en het Nazi-regime zal vernietigen, opdat de wereld zal weten dat het God en God alleen is, Die de dictators heeft vernietigd.’
Het bracht Howells en de zijnen vastbeslotener dan ooit op de knieën, door ‘hun leven over te geven om de strijd van het Koninkrijk even werkelijk te strijden alsof zij geroepen waren te vechten aan het westelijk front.’ Deze geloofshouding tegenover de oorlog, opdat het Evangelie niet zou worden gehinderd, bleek Gods weg te zijn om aan deze gemeenschap een verantwoordelijkheid op te leggen, waarvan zij zich niet konden bevrijden voordat de vijand, met wie God Zelf streed, zou worden vernietigd.
Hoewel Howells ervan overtuigd was dat God tussenbeide zou treden om met de vijand te handelen, schreef hij: ‘Wij kunnen nog menige tegenslag ondervinden, voor Hij dat doet… misschien zullen wij als de Israëlieten (Richteren 20) in onze uiterste nood tot God roepen om hulp, die zeker zal komen.’
Was er ergens anders, in heel de wereld, onder Gods volk, nog zo’n gemeenschap van ongeveer honderd mensen, die dag aan dag op de knieën was en in het geloof vasthield aan de overwinning, terwijl aan de overzijde van de zee de soldaten zich kilometer na kilometer terugtrokken, hele landen zich overgaven en de vijand in het zicht kwam van zijn doel?
Van die tijd af, alle oorlogsjaren door was het hele Bijbel College elke avond van zeven uur tot middernacht in gebed, met slechts een korte onderbreking voor de avondmaaltijd. Bovendien bleven zij ook hun ‘gewone’ bidstonden houden, ’s morgens een uur, en vaak ook ’s middags. En dan waren er nog de bijzondere periodes, dat de hele dag gewijd was aan bidden en vasten.
Terwijl de Duitsers Europa overstroomden, stond het Bijbel College dagelijks voor God. Een greep uit de vele tientallen aantekeningen uit die tijd:
16 mei 1940, 9.30 uur: ‘De dag nadat Holland gecapituleerd had: Er woedt nu waarschijnlijk de grootste strijd van de geschiedenis. Kan God vandaag iets doen? Wanneer de Duitsers nu zeggen: ‘Wij hebben de geallieerden op de vlucht laten slaan’, kan God het doen? Houd uw ogen vandaag op God gericht en neem deze overwinning.’
14.00 uur: ‘De Here heeft heel duidelijk gezegd dat de overwinning aan Hem is en aan niemand anders en Hem komt alle eer toe. God grijpt de vijand aan, zichtbaar en onzichtbaar, door het leger en door ons.’
18 mei, 9.30 uur: ‘Tenzij God vandaag op wonderlijke wijze tussenbeide komt, geloof ik dat wij hebben verloren.’
14.30 uur: ‘Ik wil dit weekeinde weer tegen de vijand vechten, alsof het ging om het einde van de beschaving.‘
18.30 uur: ‘Ik voel vanavond dat deze Nazi’s, wat ze ook doen, niet aan de Heilige Geest kunnen ontkomen. Het christendom is veilig. Als u geloof hebt, kunt u het in Zijn handen overlaten en Hij zal op de juiste tijd tussenbeide komen.’
21 mei, 9.00 uur: ‘Vrees voor invasie. Gisteren was de donkerste dag in de geschiedenis van ons land. We moeten nu bidden dat de Here hen belet in ons land te komen.’
22 mei, 9.00 uur: ‘De wereld is nu in paniekstemming en dat zouden wij ook zijn, als wij niet volkomen zeker waren dat de Here tot ons gesproken had. Het lot van Engeland staat vandaag en morgen op het spel.’
Van de avond van 22 mei tot 25 mei kwam Howells niet langer in de samenkomsten; andere leden van de staf leidden ze. Hij zonderde zich af om, alleen met God, door te worstelen en, zoals anderen hebben getuigd, de verpletterende last van die dagen brak zijn lichaamskracht. Hij legde letterlijk zijn leven neer.
26 mei, 14.30 uur: ‘Wij trekken op tegen het Beest, zoals David optrok tegen Goliath.’
27 mei, 9.00 uur: ‘Ons volk zal zien dat God gebeden verhoort en het zal er alle vreugde van beleven.’
11 september: ‘De Slag om Engeland over Londen en Zuid-Engeland is op zijn hevigst.’
14 september: ‘Omdat wij geloofd hebben, heeft God ons bekend gemaakt, wat er gaat gebeuren. Alle mensen moeten het Evangelie horen; Palestina moet door de Joden terug gewonnen worden en de Heiland zal spoedig komen.’
Churchill noemt in zijn Oorlogsherinneringen 15 september het hoogtepunt van de luchtslag. Hij vertelt dat hij die dag in de Operatiecontrolekamer toezag hoe de vijandelijke eskadrons binnenstroomden en hoe de onze opstegen om hen tegemoet te gaan, totdat het ogenblik kwam waarop hij de luchtmaarschalk vroeg: ‘Wat hebben wij nog voor reserves?’ ‘Geen,’ antwoordde deze en vertelde later hoe ernstig Churchill had gekeken.
Weer verliepen vijf minuten en ‘het scheen dat de vijand naar huis ging.’ Het verschuiven van de schijven op tafel toonde een voortdurende oostwaartse beweging van de Duitse bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen. Er kwam geen nieuwe aanval meer. Tien minuten later was de actie afgelopen.’
Er scheen geen reden te zijn, waarom de Luftwaffe juist op het ogenblik dat de overwinning voor het grijpen lag, naar huis terugkeerde.
Wij weten echter waarom. God greep in. Hij hoorde en zag de bidders van de Bijbel College en vele bidders die ongetwijfeld ook elders op de knieën lagen.
Howells vertelt ook over de gebeden van het Bijbel College voor Palestina. Naarmate de Duitse troepen dat gebied dreigden in te nemen, werden hun gebeden intensiever. En ook hier beleefden ze bijzondere gebedsverhoringen. Het was werkelijk een wonder dat de Nazi’s de slag om Alexandrië (Egypte) verloren. ‘Het is de hand van de almachtige God geweest, Die ons opnieuw te hulp is gekomen en in zeer gewichtige dingen de balans in ons voordeel heeft doen omslaan.’
Hij schrijft: ‘Terwijl de Nazi’s door Joegoslavië en Griekenland trokken en Kreta namen, en terwijl de bedreiging in Noord-Afrika ernstiger werd, begon het gebed zich te concentreren op de landen van de Bijbel. Dit was waarlijk één van de gewichtigste gebedslasten van het College.’
Immers, God had hen lang van tevoren geopenbaard dat dit niet alleen maar een Europese oorlog was, maar dat daardoor ‘naar de bepaalde raad en voorkennis Gods’ de Joden zouden terugkeren naar Palestina, het Evangelie zou uitgaan naar alle mensen en dat de Heiland zou kunnen wederkomen.
Tenslotte nog enkele opmerkingen over D-Day. Op 6 april 1944, precies twee maanden voor D-Day, zei Howells in de samenkomsten: ‘Wij zijn bezorgd om de jonge mensen die op het punt staan naar het Tweede Front te trekken. Kunnen wij geloven dat onze jonge mensen er met zo min mogelijk verliezen doorheen zullen komen. Wij hebben een goed recht om God te vragen met onze jonge mannen te strijden. Wij weten, dat God aan de zijde van onze mensen staat en ik zie vanavond niets dan overwinning.’
Een maand later, op 7 mei, zei hij: ‘Ik spreek op een moment dat er vijf miljoen mannen op het punt staan naar het Tweede Front te vertrekken. Als er volgende week een Tweede Front komt, is er dan niet een God in de hemel, Die tussenbeide kan komen?’
In een andere samenkomst gaf God aan het Bijbel College de zekerheid, dat Hij op D-Day zou oversteken vóór de troepen en dat ze niet zouden worden teruggeslagen. ‘Het geloof was zo sterk, dat wij dit konden aannemen’, schreef iemand, die erbij was. ‘Na de last, die wij hadden gedragen, was de verlichting zo groot, dat ik naar mijn kamer ging, op mijn knieën viel en in tranen uitbarstte. Het waren tranen van vreugde en van pure verlichting na de enorme spanning. Het was even werkelijk voor mij, alsof het Tweede Front er al was en de overwinning werkelijk behaald.’
Op 6 juni, de dag van de opening van het Tweede Front, las Howells met volle instemming de dagorder van Generaal Eisenhower aan de stoottroepen, waarin deze zei: ‘De hoop en de gebeden van vrijheidslievende mensen overal begeleiden u… laat ons allen de zegen van de almachtige God afsmeken over deze grote en edele onderneming.’
Misschien stemde Howells nog meer in met de prachtige radiotoespraak van de koning, waarbij deze zijn volk plechtig opriep tot gebed en toewijding en waarin hij zei: ‘Ik ben er zeker van, dat niemand van ons het te druk zal hebben om deel te nemen aan een nationale, misschien zelfs wereldwijde nachtwake van gebed, terwijl de kruistocht wordt voortgezet.’
In de samenkomst zei Howells: ‘Als er een gebedsdag komt, moet het een dag zijn van overwinning en bewegen van God. Hij bad: Leg een last op ons, laat ons niet verslappen. Indien Hitler had gewonnen, zouden christendom, beschaving en vrijheid verloren geweest zijn. O Here, bescherm en bewaar onze mensen. Sta ons niet toe anders te bidden dan alsof wij zelf aan het front stonden. Wij geloven dat het einde overwinning zal zijn.’
Op 8 juli zei Rees Howells: ‘Ik denk dat er niets te vergelijken is met de nacht, waarin wij Normandië binnenvielen. Wij zeiden dat God vóór onze mensen uitging. De Daily Telegraph vermeldde dat alleen in deze nacht geen Duitse onderzeeboten in het Kanaal patrouilleerden.
De manier waarop wij naar Normandië overstaken, ging boven elke verbeelding uit – vierduizend schepen en elfduizend vliegtuigen – en zij ontmoetten geen enkel schip en geen enkel vliegtuig van de vijand! God zei: ‘Ik zal oversteken, en zij zullen niet worden verslagen’. En hoewel er, terwijl ik preek, een grote slag aan de gang is, val ik terug op Zijn Woord, dat het inderdaad zo zal gaan’.
De voltooiing van deze zes jaar van gebed van Rees Howells en zijn Bijbel College kwam in juni 1945, bij de oprichting van de Verenigde Naties in San Francisco. Hier werd geen ijdele hoop voor een uiteindelijke wereldvrede gekoesterd, want bij de gebeden van het College voor het Evangelie aan alle schepselen en voor de terugkeer van de Joden naar Palestina, stond hun steeds het grote uitzicht voor ogen van de wederkomst van de Heiland in heerlijkheid en van het Duizendjarig Rijk, wanneer er eindelijk vrede op aarde zal zijn.
Dirk van Genderen