Verlangen naar de hemel

Waar de hemel is, weten we niet, maar de hemel is beslist echt. Daar is de Here Jezus, daar is de Vader, daar zijn de engelen, daar zijn allen die in de Here ontslapen zijn. Het zal er heerlijk zijn.

Als we de Here Jezus kennen, in Hem geloven, zijn we burgers van een rijk in de hemelen. Dat zegt Filippenzen 3. In de verzen 20 en 21 klinkt het: ‘Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Here Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.’
Ons vaderland is in de hemel. We zijn hemelburgers. Efeze 2:4-6 zegt daarover: ‘Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus.’

Voor de gelovigen heeft de aarde al een hemelse glans. Het ligt niet aan de Here dat dat vaak zo weinig realiteit is in ons leven, dat ligt aan ons. O, dat we meer op Hem gericht zullen zijn dan op de wereld.

Het mag ons zeer troosten om te mogen weten dat onze geliefden die overleden zijn, al in de hemel zijn. Maar hoe zijn ze daar? Wat zegt de Bijbel daarover?
Ze zijn in de hemel, daar is de Bijbel heel duidelijk over. Hebreeën 12:22 en 23 zegt: ‘Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen.’

De geesten van de rechtvaardigen zijn al in de hemel, maar ze hebben nog geen verheerlijkt lichaam ontvangen. Het is mooi om met Johannes mee te kijken in de hemel. In Openbaring 7:9-17 lezen we:
‘Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!
En alle engelen stonden rondom de troon, de ouderlingen en de vier dieren. Zij wierpen zich vóór de troon neer met hun gezicht ter aarde en aanbaden God, en zeiden: Amen. De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen.
En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.
Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’

Prachtig, vindt u ook niet? Johannes ziet een grote menigte, die niemand tellen kan. Ze staan voor de troon en voor het Lam. Er gebeurt wat in de hemel! Toen de gelovigen hier op aarde waren, dienden ze de Here. Dat doen ze ook in de hemel. Dat gaat ‘gewoon’ door.
En hoewel ze nog geen verheerlijkt lichaam hebben ontvangen, zijn ze al wel bekleed met witte gewaden en hebben ze palmtakken in hun handen. Er zijn dus ook palmen in de hemel.
Met luide stem prijzen ze God en het Lam. Zij zijn het die komen uit de grote verdrukking en die hun gewaden hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. Zijn bloed reinigt immers van alle zonden. Dag en nacht dienen ze de Here in Zijn tempel. Van lijden is geen sprake meer. Het Lam zal hen weiden en hen geleiden naar de levende waterbronnen.

Mogen we ernaar verlangen om bij de Here te zijn? Jazeker! Luister maar, 2 Korinthe 5:8: ‘Maar wij hebben goede moed en wij hebben er meer behagen in om uit het lichaam uit te wonen en bij de Here in te wonen.’

Het definitieve verheerlijkte opstandingslichaam zullen we pas ontvangen bij de wederkomst van de Here Jezus. Een lichaam dat gelijk is aan het lichaam van de Here Jezus, na Zijn opstanding. In die zin is de situatie in de hemel nu nog voorlopig.
Daar roepen de zielen ook nog onder het altaar vandaan. Openbaring 6:9-11 zegt immers: ‘En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?
En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.’

Ze moeten nog een korte tijd wachten, krijgen ze te horen. Dan komt het volmaakte. Daarover spreekt 1 Korinthe 15 zo heerlijk: ‘Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden’ (vers 51 en 52).

Dezelfde boodschap klinkt in 1 Thessalonicenzen 4: 16 en 17: ‘Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Here in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Here zijn.’

In een ogenblik, in een fractie van een seconde, zullen de doden opgewekt worden met een verheerlijkt en onsterfelijk lichaam. Waar ze ook zijn, in het graf, op de zeebodem, spoorloos, dat maakt niet uit. De Here zal hen opwekken als een nieuwe schepping.
Ook de gelovigen die dan nog leven zullen ogenblikkelijk daarna ook zo’n verheerlijkt opstandingslichaam ontvangen. Vanaf dat moment zullen we allen voor altijd bij de Here zijn. Wat een toekomst wacht ons. Wat zijn we rijk in Hem, in Christus.

Paulus zegt daarover: ‘Ik verlang er vurig naar overkleed te worden met onze woning die uit de hemel is.’ En in vers 8 merkt hij op dat hij er een behagen in heeft om bij de Here in te wonen.
Onze woning die uit de hemel is, is het Nieuwe Jeruzalem, Openbaring 20:1-5: ‘En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar.’

Wat een toekomst wacht ons. Wat zijn we rijk in Hem, in Christus. Als u deze Christus nog niet kent, neem de toevlucht dan tot Hem, bekeer u, belijd uw zonden en stel uw vertrouwen op Hem. Alleen door Hem, de Deur, kunnen we de hemel binnengaan. De Here zegene u!

Dirk van Genderen