Gods oplossing voor reuzenproblemen

Veel christenen zijn vaak bang voor de Goliaths die hen bedreigen. Ze bidden wel of de Here de Goliaths wil laten verdwijnen uit hun leven en uit de samenleving, maar waar zijn de Davids die de strijd aan durven te gaan met de Goliaths?

Er was slechts één David nodig om Goliath uit te schakelen. Ondertussen stond het leger van Israel angstig toe te kijken en durfde niet in actie te komen. Er staat zelfs in 1 Koningen 17 dat toen Saul en heel Israel de woorden van Goliath hoorden, zij verschrikt werden en zeer bevreesd waren

Het is prachtig om te lezen hoe David deze Filistijn tegemoet gaat. Goliath ziet hem komen en veracht hem, staat er in vers 42. Hij roept het uit: ‘Ben ik een hond, dat je met stokken naar mij toe komt? Vervolgens vervloekt hij hem bij zijn goden.
Dan gaat Goliath verder: ‘Kom naar me toe, dan zal ik je vlees aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren op het veld.’

David heeft alle reden om doodsbang te zijn voor deze geweldig grote strijder. Maar hij treedt hem tegemoet in de Naam van Here God. Wat een les voor ons, als wij te maken hebben met reuzenproblemen. Laat het los, geef het aan Hem.
Het leger van Israel en koning Saul bekijken de reus Goliath met militaire deskundigheid. ‘Hij is te sterk, dit gaan we niet redden, we zullen de strijd verliezen.’

Is onze reactie vaak ook niet zo? We bidden wel en we zeggen dat we het van God verwachten, maar geloven we wel dat de Here machtig is om in te grijpen en situaties te veranderen?
Maar wat doet David? Hij kijkt met Gods ogen naar het probleem. En wie zo kijkt, ziet dat God groter is dan het probleem. Laat dit u bemoedigen. Ga niet in eigen kracht uw probleem, hoe groot het ook is, te lijf. Ga met de Here. Hij zal voor u strijden (Exodus 14:4).
Dat schrijf ik hier wel even snel neer, maar het is niet zo gemakkelijk om op dit punt te komen. Het is werkelijk genade van de Here wanneer je het los kunt laten en in Zijn hand kunt geven.

David zegt dan in de verzen 45-47 tegen de Filistijn: ‘U komt naar mij toe met een zwaard, met een speer en met een werpspies, maar ik kom naar u toe in de Naam van de HERE van de legermachten, de God van de gelederen van Israel, Die u gehoond hebt. Op deze dag zal de HERE u in mijn hand overleveren. Ik zal u verslaan en uw hoofd van u wegnemen. Ik zal deze dag de dode lichamen van het leger van de Filistijnen aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren van de aarde, en heel de aarde zal weten dat Israel een God heeft. En deze gehele gemeente zal weten dat de HERE niet door zwaard of door speer verlost, want de strijd is van de HERE. Hij zal u in onze hand geven.’

Wat een geloofstaal! Hij is ervan overtuigd dat de Here met hem meegaat, en hem de overwinning zal geven. Niet omdat hij zo’n goede strijder is, o nee. Let er eens op dat David niet eens zegt dat hij met een slinger de strijd aangaat. Hij zegt: ‘Ik kom tot u in de Naam van de HERE der legermachten.’

Dan begint Goliath de aanval. Hij wil deze klus even snel klaren. Maar hij beseft niet dat hij niet tegen David strijdt, maar tegen de God van David. En die strijd kan hij nooit winnen, hoe groot hij ook is en hoe geweldig hij ook is beschermd door zijn pantser. David snelt de Filistijn tegemoet, doet één van de vijf gladde stenen in zijn slinger en slingert die steen richting Goliath. En reken maar dat David daar goed in is. En ik geloof zeker dat God die steen heeft gestuurd, zodat de Filistijn precies op een onbeschermde plek op zijn voorhoofd wordt geraakt. Eén steen is genoeg. De Filistijn stort voorover. David heeft niet eens een eigen zwaard. Met het zwaard van de Filistijn doodt hij hem vervolgens. En zo redt David Israel.

Wanneer David bij zijn schapen was gebleven, had hij Goliath nooit verslagen. Hij moest naar die Filistijn toe. Hij moest in actie komen. Gebedsverhoringen komen vaak niet zomaar tot stand. Soms wel, zo groot is onze God ook! Maar vaak gaan er verhalen van strijd en moed schuil achter gebedsverhoringen. Reken maar dat de satan een hekel heeft aan bidders. Op alle mogelijke manieren zal hij trachten te verhinderen dat christenen werkelijk bidders worden.

Veel christenen en christelijke leiders lijken liever te vergaderen en te discussiëren, dan te bidden. Terwijl er oneindig veel meer kracht in het gebed ligt.
‘U krijgt niet, omdat u niet bidt’, zegt Jakobus treffend in hoofdstuk 4:2. En in Handelingen 6:4 zeggen de apostelen: ‘Wij echter zullen volharden in het gebed en in de bediening van het Woord.’ Voor de overige taken werden anderen aangesteld. Wat doen wij? Onze voorgangers en predikanten doen er zoveel ander werk bij, dat ze nauwelijks meer tijd over hebben om te bidden. Dan versla je zeker geen Goliath.

Gebed heeft een prijs. Vrijblijvend bidden bestaat niet. Een oproep tot gebed is ook een oproep tot levensheiliging. Wie bidt, zou wel eens door God ingeschakeld kunnen worden voor werk in Zijn Koninkrijk. Reken maar dat David gebeden heeft bij zijn schapen! Wie weinig bidt, zal vrijwel zeker weinig van God ervaren en weinig betekenen in Zijn Koninkrijk.

Nog één keer terug naar David. Wat een overwinning! En wat een les voor ons! Wat een bemoediging. Soms kunnen de problemen in je leven reusachtig groot zijn. Dat je echt niet meer weet hoe het verder moet. Dat je geen uitkomst meer ziet. Als we de Here Jezus kennen, mogen wij de weg van David gaan. Zo vaak strijden wij in eigen kracht. Dan kunnen we totaal uitgeput raken en de strijd verliezen. Maar met God en in Zijn kracht zijn we meer dan overwinnaars. Dan strijdt Hij voor ons. En Hij zal zeker zegevieren in de strijd.
Romeinen 8:31 zegt: ‘Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? (…) In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, Die ons heeft liefgehad’ (vers 37).

Dirk van Genderen