Als de opwekking komt…

Velen verlangen naar een opwekking en bidden er ook om. Mogen, kunnen we een opwekking verwachten? Mijn wortels liggen in de Alblasserwaard. Vandaar dat het mij bijzonder aansprak toen ik las over een opwekking in de Alblasserwaard, 250 jaar geleden.

De informatie komt uit het boekje ‘Kort verhael van eenige ongewoone gemoedsbewegingen onder de inwoners van verscheiden dorpen in de Alblasserwaard’, uitgegeven door D. Balk, uitgever te Workum.

In januari 1752 worden Hardinxveld en Giessendam door God bezocht. De opwekking begint niet in de kerk, maar op de scholen onder kinderen, soms nog maar 6 jaar oud. Zonder dat er enige aanleiding voor is, beginnen de kinderen luidkeels te roepen en te huilen. Hun lichamen schokken en ze worden zo overweldigd door zondebesef, dat ze uitroepen: ‘Weg duivel, weg, weg; ik heb u lang genoeg gediend. Ik moet de Here Jezus hebben’.

Sommige kinderen vallen plotseling op de grond en worden zo hard door elkaar geschud dat er soms vijf of zes volwassen mannen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de kinderen zich niet bezeren. Als het kind rustig wordt, valt het op de knieën en begint onder tranen te bidden om bekering en genade. In plaats van spelen, beginnen deze kinderen voor elkaars bekering te bidden.
Al snel worden de omliggende dorpen ook bezocht door deze bijzondere werking van Gods Geest. In Schoonhoven en Nieuwpoort worden soms meer dan 100 kinderen aangeraakt door God. De opwekking begint zich nu ook te verspreiden in de kerken.

Na de kinderen worden ook anderen aangeraakt door Gods Geest. Sommigen heffen hun handen op naar de hemel en roepen luid: ‘Wat moeten wij doen om zalig te worden?’ Anderen vallen op de grond en weten niet waar ze het zoeken moeten. Wanneer ze weer rustiger worden, beginnen ze zeer ernstig te bidden om bekering en genade.

Wanneer een predikant, die geen raad weet met alles wat er gebeurt, in een kerkdienst de mensen verzoekt rustig te blijven, staat er iemand op en roept het uit: ‘Ik kan niet zwijgen’, om er vervolgens in tranen aan toe te voegen: ‘Lieve Here, wat moet ik doen om zalig te worden?’
Dan valt hij als een dode ter aarde. Hij verkeert zo in doodsangst en benauwdheid, dat hij allerlei vreemde bewegingen begint te maken. Om te voorkomen dat hij zichzelf zou beschadigen, moeten anderen hem vasthouden.

Velen worden op datzelfde moment ook aangeraakt door de Here Zelf. Meer dan honderd aanwezigen zijn in tranen, roepen, bidden. Wanneer de kerkdienst voorbij is, blijven velen in de kerk. Anderen verlaten wel de kerk, maar knielen weer neer als ze buiten zijn en roepen tot God om genade en om redding. Ze worden zo krachtig geconfronteerd met de eeuwigheid en dat ze op het punt staan om verloren te gaan en naar de hel te gaan.

Natuurlijk zijn er ook mensen die de opwekking zien als het werk van satan. Maar als duidelijk wordt dat overal waar mensen door elkaar worden geschud, bekering plaatsvindt, moet er toch gezegd worden dat de duivel mensen niet tot bekering kan laten komen. Toen er op een dag een tweetal spotters naar de kerkdienst kwam om de boel belachelijk te maken, werden ze dusdanig door God aangeraakt, dat ze onder groot zondebesef kwamen en vier dagen en vier nachten, zonder eten of drinken, op de grond lagen te roepen om genade. Het duurt niet lang of de kerken zitten overvol en de kroegen staan leeg en nutteloos langs de straat.

Wanneer een bezoeker van buiten het gebied naar een herberg komt, vindt hij er niet zoals gewoonlijk veel volk dat speelt, vloekt en drinkt. Er is niemand, alleen de eigenaresse van de herberg. Zij zit in de Bijbel te lezen. Hij hoort haar klagen over haar verloren staat en dat zij naar de hel zal gaan als er niets verandert.
Vervolgens gaat ze naar het huis van de schoolmeester, waar nog veel anderen zijn, die ook willen horen over de weg naar de hemel. Enkele dagen en nachten blijven ze daar. Ook hier werkt Gods Geest zo krachtig, dat velen aangeraakt worden en tot de Here roepen om genade en ontferming. Velen komen er tot geloof, sommigen keren echter weer terug naar de wereld.

Iets dergelijks vindt in diezelfde tijd plaats in Nijkerk, wat ook wel bekend staat als de ‘Nijkerkse beroerselen’. Het is de tijd van de grote opwekkingen in Amerika, Schotland en Engeland.
‘Op zondag 17 november 1749 preekt ds. Kuijpers over Psalm 72. Terwijl hij Gods Woord brengt, beginnen overal in de overvolle kerk mensen te beven en te huilen. Zo groot is de verslagenheid over hun besef van zonde. Mensen roepen ook hier om Gods genade. Er woedt een geestelijke strijd om mensenzielen.

Nijkerk verandert. In plaats van getier en gevloek komen uit alle huizen geluiden van psalmgezang en gebed. Zelfs in de kroegen komen de mensen samen om God te zoeken. De kerken zitten overvol en het opwekkingsvuur breidt zich uit.’
Bij een opwekking denken velen aan ‘Glorie, Hallelujah, Prijs de Heer’. Op zich mooi en fijn, maar opwekking is veel eerder en veel meer een diep besef van zonde en schuld. Dat is kenmerkend voor elke opwekking – ga de opwekkingsgeschiedenis maar na. Zo werkte de Here ook tijdens de opwekking in Korea in de vorige eeuw en in de opwekking in Wales.

God is bij machte om ook nu een opwekking te geven. Dat geloof ik met heel mijn hart. Het zuidelijk halfrond staat geestelijk in vuur en vlam. Daar is opwekking gaande.
Het gaat ook hier gebeuren. De Bijbel spreekt over een opwekking in de eindtijd. Wordt het dan niet alleen maar zwaarder, moeilijker en zondiger, reageert u misschien. Daar spreekt de Bijbel toch over, als het over de eindtijd gaat. Dat ook, maar toch geloof ik in grote herleving, een grote opwekking, vanaf het moment dat het Joodse volk tot bekering zal komen.

Luistert u maar: ‘Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en het feit dat zij achterop komen rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!’ (Romeinen 11:12).
Ook vers 15 van datzelfde Romeinen 11 spreekt van een heerlijke toekomst: ‘Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent, wat betekent dan hun aanneming anders dan leven uit de doden?’

Dirk van Genderen

(Dit artikel is eerder geplaatst. Op verzoek plaats ik het nogmaals.)