Stop discriminatie van Israel

Minister Timmermans toont nu zijn ware gezicht. Kennelijk wil hij dat op producten afkomstig van Joodse nederzettingen in Judea en Samaria een sticker komt met het woord Palestina. Zijn inzet is duidelijk. Deze actie past in het plan een Palestijnse staat dichterbij te brengen. Beste minister, weet wel: u spreekt niet namens mij. Stop de discriminatie van Israel.

De minister beroept zich op het internationale recht. Israel zou de Westelijke Jordaanoever bezet houden. Ik meen echter dat hij ongelijk heeft. Tijdens de zitting van de Volkerenbond in 1920 is dit hele gebied bestemd als Joods Nationaal Thuis. En dat is nooit herroepen.

De minister wil verbieden dat op producten afkomstig uit Joodse nederzettingen op de westelijke Jordaanoever staat dat ze afkomstig zijn uit Israel. Dit is niet nieuw. Zo gaat het heel de geschiedenis van het volk Israel al. Er is iets in het Joodse volk dat altijd afkeer en ergernis oproept. Het volk is immers het uitverkoren volk. Uitverkoren door God zelf.

De wereld voelt dit. Niet dat het volk beter of vromer is, maar God heeft Zich verbonden aan dit volk. Dit geldt voor geen enkel ander aards volk. Jazeker, de gelovigen, de christelijke gemeente, hoort ook bij Hem, allen die de Here Jezus kennen als hun Heiland en Verlosser, hun Here en Koning.

Dit roept weerstand op van de wereld. Wij, als volgelingen van Christus, merken dit, maar ook het Joodse volk wordt daar telkens weer mee geconfronteerd.
In de Tweede Wereldoorlog werden Joodse mensen verplicht een gele Davidsster op te doen, met daarin het woord ‘Jood’. Straks mogen producten uit de Joodse nederzettingen alleen nog maar verkocht worden als er een sticker op staat met ‘Niet-Joods’.

Ten diepste speelt hier een geestelijke strijd. Een strijd die niet getoond wordt op televisie, een onzichtbare strijd, een strijd in de hemelse gewesten. De satanische machten van de duisternis voeren voortdurend aanvallen uit op de wereld van het licht. Dat wordt zichtbaar in en rond Israel en het Joodse volk en ook de christenen bevinden zich in de vuurlinie van deze strijd.

Wat Israel ook doet, de weerstand en de vijandschap zal voortduren tot op het moment dat Jezus Christus, de Messias, terug zal keren naar deze aarde. Voor de christenen geldt dit net zo. Wanneer zij leven zoals Christus wil en duidelijk Zijn boodschap verkondigen, roept dat weerstand en vijandschap op.
Dit moet ons niet verbazen. De Here Jezus heeft het immers al voorzegd: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’ (Johannes 16:33b).

Moeten we ons hier bij neerleggen? Ja en nee. Het is mijn gebed dat de Here mij leert om zo te kunnen reageren als de apostelen deden toen ze moesten lijden vanwege hun geloof: ‘Zij dan gingen weg uit de tegenwoordigheid van de Raad en waren verblijd dat zij waardig geacht waren, omwille van Zijn Naam smaadheid te lijden’ (Handelingen 5:41).

En wat betreft Israel, mag het ons een eer zijn ons verbonden te weten met Israel en met het Joodse volk. Ik moet denken aan wat we lezen over Mozes, in Hebreeën 11:25: ‘Hij koos ervoor liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan voor een ogenblik het genot van de zonde te hebben.’

Dat volk bestond toen waarachtig niet uit allemaal gelovigen. Dat bleek later wel tijdens de woestijntocht. In 1 Korinthe 10:5 staat immers: ‘Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn neergeveld in de woestijn.’
En toch zag Mozes dat volk als het volk van God. Dat is nu niet anders. Dat mag ook onze keuze zijn. We kiezen voor het volk van God, het Joodse volk, net als we kiezen voor, deel uitmaken van Gods volk, de gemeente. Ook als dat lijden betekent.

We bidden voor het Joodse volk, voor Israel, we troosten, we zegenen, we steunen waar mogelijk en ondertussen is het ons gebed dat we hun jaloersheid opwekken. Dat ze in ons iets zien of gaan zien van de Here Jezus, de Messias.

Een poosje geleden kwam er na een spreekbeurt over Israel iemand naar me toe. Hij vertelde dat hij een Joodse man was, die vanuit Noord-Afrika in Nederland was komen wonen. ‘Vroeger,’ zo vertelde hij, ‘haatte hij christenen en wist hij zeker dat Jezus niet de Messias was.’ Maar nadat hij in Nederland christenen had leren kennen die van Israel houden en van het Joodse volk, veranderde zijn houding.
Hij stelde: ‘Ik haat de christenen niet meer en ik ben niet tegen Jezus meer. Ik weet het niet, misschien is Hij de Messias wel.’ We hadden een goed gesprek en ik heb hem gezegd dat ik geloof dat de Heilige Geest in hem aan het werk was en dat ik voor hem zou bidden. Misschien is hij ondertussen wel tot geloof in de Here Jezus gekomen.

Dirk van Genderen