Afgelopen week hadden we met een aantal broeders een dag van bezinning en gebed. Een keer of vier per jaar komen we bij elkaar om samen de Bijbel te openen en te delen wat de Here op ons hart legt. We nemen dan alle tijd om samen tot Hem te naderen in onze gebeden. Dit zijn buitengewoon kostbare dagen.
Eerst dachten we na over het eerste vers van 1 Timotheüs 2:1: Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, en dan met name over de woorden Ik roep er dan vóór alles toe op dat …voorbeden… worden gedaan…
Voorbede doen, is intrede doen bij God ten behoeve van een ander. Die ander kan een persoon zijn, een gemeente, een groep mensen, een volk. Het doen van voorbede vraagt zelfverloochening. Je doet geen voorbede voor jezelf, maar voor de ander.
Een aangrijpend voorbeeld van een voorbidder in het Oude Testament is Mozes. Toen de Here God het volk Israel dreigde te vernietigen toen ze het gouden kalf hadden gemaakt en zich ervoor neerbogen en offers eraan brachten, zei de Here tegen Mozes: Nu dan, laat Mij begaan, zodat Mijn toorn tegen hen ontbrandt en Ik hen vernietig (Exodus 32:10).
Psalm 106 zegt dan over de reactie van Mozes op deze woorden van de Here: Als Mozes, Zijn uitverkorene, niet voor Zijn aangezicht in de bres had gestaan om Zijn grimmigheid af te wenden, dan zou Hij hen te gronde gericht hebben (vers 23).
Ziet u het voor u? De Here dreigt het volk te vernietigen. Mozes valt dan op z’n knieën voor de Here neer in een uiterste poging het volk te redden.
Exodus 32 zegt daarover:
11 Maar Mozes trachtte het aangezicht van de HERE, zijn God, gunstig te stemmen en zei: HERE, waarom zou Uw toorn ontbranden tegen Uw volk, dat U met grote kracht en sterke hand uit het land Egypte hebt geleid?
12 Waarom zouden de Egyptenaren zeggen: Met kwade bedoelingen heeft Hij hen uitgeleid, om hen in de bergen te doden en hen van de aardbodem te vernietigen? Laat Uw brandende toorn varen en heb berouw over het kwaad voor Uw volk.
13 Denk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw dienaren, aan wie U bij Uzelf hebt gezworen en tot hen gesproken hebt: Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en dit hele land waarover Ik gesproken heb, zal Ik aan uw nageslacht geven, zodat zij het voor eeuwig erfelijk in bezit nemen.
Wat gebeurt er dan? Het is bijna onvoorstelbaar. Dan lezen we in vers 14:
Toen kreeg de HERE berouw over het kwaad dat Hij gesproken had Zijn volk te zullen aandoen.
Voorbede doen, zoals Mozes dat deed, gaat niet vanzelf. Het kost je alles. Voorbede doen, is keihard werken. Het is strijden in de gebeden (Kolossenzen 4:12). Het is een last die de Here je oplegt.
Kennen we hier iets van? Dat je zo voor iemand anders, voor een gemeente, voor een land, voor een volk in de bres bij God gaat staan? Voor je eigen kerkelijke gemeente misschien, voor ons eigen land, voor Israel, voor het Joodse volk, voor je buurman of buurvrouw, voor je kind of misschien wel voor je eigen man of vrouw?
Dit hou je niet vol in eigen kracht. Er zijn – God zij dank – nog wel bidders in ons land, meer dan wij denken, vermoed ik. Maar zijn er voorbidders? In Jesaja 59:16 lees je de schokkende woorden …er was geen voorbidder…
En in Ezechiël 22:30 lees je de klacht van de Here: Ik zocht naar iemand onder hen die een muur kon optrekken en voor Mijn aangezicht in de bres kon staan voor het land, zodat Ik het niet te gronde hoefde te richten, maar Ik vond niemand.
De Here zoekt ook nu naar voorbidders, naar mensen die in de bres kunnen staan. ‘Here, stort de Geest van de genade en de gebeden over en in ons uit. Maak ons voorbidders. Leg iets of iemand ‘op ons hart’ om voorbede voor te doen, om voor in de bres te staan. Tot Uw eer en tot zegen van anderen.’ En besef, lieve mensen, het is een voorrecht om voorbidder te mogen zijn!
Tijdens die bezinningsdag vertelden we elkaar welke nood de Here op ons hart had gelegd. De één had een sterk verlangen naar een opwekking, een nieuwe reformatie, een ander deed belijdenis van de zonden van land en volk, van kerk en gemeente. Weer een ander loofde en prees de grote Naam van de Here en ook legden we onze persoonlijke zorgen en noden neer voor het aangezicht van de Here. We smeekten Hem om nieuwe kracht en moed om de boodschap van het Evangelie door te geven en dankten Hem voor Zijn trouw en Zijn genade.
De laatste weken ben ik zelf zeer geraakt door de nood onder christenen, onder gelovigen. Velen worstelen met seksuele verleidingen, zijn eraan verslaafd geraakt, anderen zitten gevangen in de zucht naar het materiële en nog weer anderen gaan zo in de wereld op dat nauwelijks nog zichtbaar is dat ze bij Christus horen.
‘Here, ontfermt U Zich over al Uw kinderen, die zo ver bij U weggedwaald zijn, die verstrikt zijn in de netten van de zonde en van de satan. Here, schenk genade, schenk vergeving, verlossing, bevrijding, herstel.’ Dat geloven we toch nog wel, dat Hij dat wil doen en kan doen!
Ik dank de Here ook voor allen die zich praktisch inzetten voor mensen in nood: die zieken bezoeken, gewonden verbinden, kwetsbaren dragen, werkers in het werk van de Here ondersteunen, die aandacht hebben voor eenzamen en zich inzetten om verslaafden op de weg naar bevrijding te leiden.
We zijn er diep van doordrongen hoezeer we elkaar nodig hebben in deze eindtijd, nu de komst van de Here Jezus aanstaande is. Om voorbidders te zijn, voor elkaar te bidden, met elkaar mee te leven, elkaar te bemoedigen en te wijzen op de Here Jezus en Hem te eren en te aanbidden!
Dirk van Genderen