Profeet, spreek!

Waar blijft de profeet die ons land terugroept tot God? We hebben honderden predikers, die helder en duidelijk kunnen aangeven hoe je tot geloof in de Here Jezus komt en wat het inhoudt om christen te zijn. Maar de profeten, waar zijn die?

Mensen die de werken van de duisternis kunnen ontmaskeren. Die de tijd waarin we leven, kunnen duiden. Die oog hebben voor de onzichtbare geestelijke strijd. Die helder kunnen analyseren waar bepaalde theologieën de betrouwbare lijn van de Bijbel verlaten. Die met gezag kunnen spreken, omdat ze door God Zelf geroepen zijn tot profeet. Die helder en scherp de aanwezige eenzijdigheden zien, ook in de kerk, en durven aan te snijden. Die de geesten kunnen onderscheiden en de wijsheid hebben om te kunnen aangeven wat van God is en wat van de satan is.
Die ook het oog van de christenen weer op de toekomst kunnen richten. Op de toekomst van de mens die Jezus Christus niet kent. Op de toekomst van Gods kinderen. Op de toekomst van Israel en van de gemeente.

Waar is de profeet die, zoals in Bijbelse tijden, vlijmscherp de zonden aan de kaak durft te stellen en de weg terug tot God wijst? Ik bedoel niet iemand die wel eens even – vanuit de hoogte – zal vertellen wat er allemaal niet goed is. Maar iemand, die de pijn van het oordeel in z’n eigen hart voelt en bewogen is met het volk.

Beseffen we wel wat er allemaal gebeurt om ons heen? Het bloed van miljoenen in de moederschoot vermoorde kinderen schreeuwt tot God om wraak. Denk aan de pornografie, waar het internet vol van is, prostitutie, pedofilie, verkrachtingen…
Hoe zal er in de hemel worden gekeken naar de ontwikkelingen op deze aarde? Naar Nederland? Naar Israel? Geloven we nog dat God de wereldgeschiedenis leidt? Zien we Zijn hand nog in allerlei gebeurtenissen? Gebeuren sommige dingen misschien om ons wakker te schudden?

Terwijl ik dit schrijf, moet ik denken aan de roeping van de profeet Jesaja, waarover we lezen in Jesaja 6. Jesaja heeft een ontmoeting met de Here. Hij ziet Hem zitten op een hoge en verheven troon. Serafs staan boven Hem. De één roept de ander toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid.’
Jesaja is zo onder de indruk van deze ontmoeting, dat hij het uitroept: ‘Wee, mij, want ik verga. Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HERE van de legermachten gezien.’

Dan vliegt één van de serafs naar hem toe en raakt met een gloeiende kool van het altaar zijn mond aan. En de woorden klinken: ‘Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt. Zo is uw misdaad van u geweken en uw zonde verzoend.’ Dan hoort hij de stem van de Here: ‘Wie zal er voor Ons gaan?’

Ik hoor ook nu de vraag van de Here: ‘Wie kan Ik zenden, wie zal voor Ons gaan?’
Is het ook ons antwoord, net als van Jesaja, misschien heel voorzichtig en schuchter: ‘Zie, hier ben ik, zend mij.’

Als we ergens behoefte aan hebben, is het aan herders en leraars die door God Zelf geroepen zijn om onverschrokken Zijn Woord te brengen en de gemeente te leiden. Het Evangelie is immers een kracht van God tot zaligheid voor een ieder die gelooft (Romeinen 1:16).
Toch signaleer ik ook eenzijdigheden. Steeds vaker wordt het leven als christen voorgesteld als een leven van enkel voorspoed, blijdschap en enkel vreugde. Je komt tot Jezus, neemt Hem aan en de rest volgt vanzelf. Halleluja!

Toch is dit niet het Evangelie. Christen zijn betekent ook kruisdragen. Zou een volgeling van Jezus Christus meer zijn dan Zijn Meester? En dat kruis – moeilijkheden, beproevingen in ons leven – kan Hij gebruiken om ons leven met Hem te verdiepen. Maar wie opent onze ogen hiervoor?
Daarom: Profeet, sta op! Eigenlijk kun je dat niet zeggen. Beter is: Ben jij, bent u bereid om door God geroepen te worden tot profeet? Dat kan gewoon op de plek zijn waar u woont, werkt, naar school gaat, lid bent van uw gemeente. Maar de Here zoekt ook mensen die Hij breder in kan zetten. In de samenleving, via de media, internationaal, zodat iedereen het hoort en niemand meer kan zeggen: ‘Ik wist het niet’.

Dirk van Genderen