De farizeeën beschouwden rijkdom als een bewijs van iemands rechtvaardigheid. Die leer heb je vandaag ook: het voorspoed- en welvaartsevangelie. Geloof in Jezus, en je zult voorspoed hebben, welvaart, gezondheid.
In Lucas 16 schokt de Here Jezus de farizeeën met het verhaal over de rijke man en de arme Lazarus. De rijke man hield alles voor zichzelf, hij gaf Lazarus zelfs geen stukje brood. Maar de rechtvaardige in dit verhaal is de arme Lazarus.
Velen gaan er vanuit dat dit een gelijkenis is. Toch meen ik dat dit een werkelijk gebeurd verhaal is, omdat de arme man een naam heeft: Lazarus. Dat kom je in geen andere gelijkenis tegen.
De Here Jezus vertelt dat de rijke man gekleed gaat in purper en zeer fijn linnen. Hij is rijk en iedereen moet dat zien. Of hij echt vrolijk is, is nog maar de vraag. Je krijgt vanuit de grondtekst de indruk dat hij misschien wel doet alsof hij altijd vrolijk is en feest viert.
Dan is daar Lazarus, een bedelaar. Zijn lichaam zit vol met zweren. Hij is neergelegd voor de poort van de rijke man, kennelijk in de hoop dat de rijke man wat over heeft voor hem.
De naam Lazarus is een vergrieksing van de Hebreeuwse naam El azar, die ‘God heeft geholpen’ betekent. Het geeft aan dat deze arme man in zijn ellende op God vertrouwt.
Wat een verschil met de rijke man, die opvallend genoeg naamloos blijft. Hij vertrouwt op zijn rijkdom en heeft God kennelijk niet nodig. En voor bedelaars heeft hij al helemaal geen oog.
Hoe is dat bij ons? Waarop, op wie, vertrouwen wij? Op onze rijkdom, onze goede naam, onze goede baan misschien? Of op de Here alleen, hoe ellendig we er misschien aan toe zijn? En hebben wij oog voor onze naaste, die het misschien veel minder goed heeft dan wij?
Lazarus verlangt naar een paar kruimels van de tafel van de rijke man. Bij kruimels moeten we niet direct aan kleine kruimeltjes denken, maar aan grotere stukken brood, waaraan de rijke man en zijn gasten hun handen afvegen en ze dan weggooien.
Maar Lazarus is niet de enige die zo’n stuk brood probeert te bemachtigen. Hij heeft concurrenten, die ook honger hebben. Er lopen namelijk zwerfhonden rond die wel trek in een hapje hebben. Ze likken zelfs zijn zweren schoon.
Dan sterft de arme Lazarus. Zijn gezondheid was al zwak en geld voor artsen heeft hij niet. De rijke man treurt er niet om. Nu heeft hij geen last meer van hem. Hij vond het maar niets dat er een bedelaar bij zijn deur lag.
Lazarus wordt door de engelen in de schoot van Abraham gedragen, lezen we. Wat zorgt de Here goed voor hem. Op aarde hoorde hij bij het uitschot: een zieke bedelaar. De mensen liepen met een boog om hem heen. Nu krijgt hij een ereplaats, in de schoot van Abraham, oftewel dichtbij Abraham, in het paradijs.
Enige tijd later sterft ook de rijke man. Hij krijgt een statiebegrafenis en een prachtig graf. De mensen prijzen hem.
Maar wat schrikt deze rijke man. Hij had gedacht: dood is dood. Maar hij merkt dat hij zich heeft vergist.
Op het moment dat hij zijn ogen sluit op aarde, slaat hij zijn ogen immers op in de hel. In de grondtekst staat er hades, het dodenrijk (Lucas 16:23). Pas in Openbaring 20 worden bij het eindoordeel allen uit het dodenrijk in de hel geworpen.
In de hades is het geen pretje, zacht gezegd. Het is er verschrikkelijk. Allen die daar zijn, ondervinden er Gods oordeel. Het is een oord van pijniging en kwelling.
Geloof diegenen niet die beweren dat de hel niet bestaat of eindig is. Dat zijn dwaalleraars. Zij brengen een ander evangelie, ook in kerken en gemeenten.
Terwijl de rijke man gepijnigd en gefolterd wordt, slaat hij zijn ogen op. In de verte ziet hij Abraham en bij hem die arme man, Lazarus.
Wat, ziet hij het goed… Hij komt tot de ontdekking dat de rollen nu totaal zijn omgekeerd. Hij, die het in zijn leven op aarde zo rijk had gehad, wordt nu gepijnigd en gefolterd. En die arme Lazarus wordt getroost door Abraham.
De rijke man ziet Lazarus, maar kan niet bij hem komen, omdat een diepe kloof hen scheidt. Na de dood is geen bekering meer mogelijk. Uit het dodenrijk kun je nooit meer in het paradijs en in de hemel komen.
De rijke man lijdt verschrikkelijke pijn in de vlammen, zegt vers 24. Hij roept het uit dat vader Abraham Lazarus naar hem toe zal sturen om met zijn vinger, gedoopt in koud water, zijn tong te kunnen verkoelen.
Abraham antwoordt hem: ‘Kind, u heb het goede in het leven ontvangen, Lazarus het kwade. Nu wordt Lazarus hier vertroost en u lijdt daar pijn.’
Abraham wijst op de grote kloof die er is tussen de rijke man en hem en Lazarus. Het is onmogelijk dat Lazarus naar de rijke man toekomt.
Het oordeel van God is niet te herroepen, niet ongedaan te maken. De rijke man zal in de vlammen moeten blijven, tot de dag van het laatste oordeel. Daarna wordt het nog erger, dan zal hij in het eeuwige vuur worden geworpen.
Dan vraagt de rijke man aan Abraham of hij Lazarus naar het huis van zijn vader wil sturen. Hij beseft dat zijn vijf broers nog op aarde zijn. Laat Lazarus hen ernstig waarschuwen, opdat ze zich bekeren en niet in deze verschrikkelijke plaats komen.
Ja, ja, als er iemand uit de dood zou opstaan, dan zouden hun ogen zeker open gaan. Veel christenen denken vandaag net zo. Sommigen claimen zelfs dat ze in staat zijn doden op te wekken. Dan zullen de mensen zich bekeren…
Dit gedeelte uit Lucas wijst een andere weg. Niet de weg van tekenen en wonderen, maar de weg van het Woord van God. Daardoor spreekt de Here duidelijk en krachtig, toen en ook nu.
Het Evangelie van Christus is immers een kracht van God tot zaligheid voor een ieder die gelooft (Romeinen 1:16).
De rijke man weet het uit zijn eigen leven hoe het gegaan is. Hij luisterde niet naar de woorden van Mozes en van de profeten. En zijn broers deden dat ook niet.
‘Maar als iemand opstaat uit de doden, dan zullen zij zich bekeren.’ Ook wij zijn gevoelig voor bijzondere dingen.
Veel christenen kicken op zogenaamde nieuwe openbaringen van God. Denk aan de verhalen van mensen die in de hemel of in de hel zouden zijn geweest.
Als mensen dat lezen of horen, zullen ze wel tot geloof komen. Wees daar maar voorzichtig mee. Zouden wij het beter weten dan Paulus, die is opgetrokken geweest tot in de derde hemel en daar onuitsprekelijke woorden gehoord, die het een mens niet is geoorloofd uit te spreken (2 Korinthe 12).
Dan nog het laatste vers, vers 31: ‘Maar Abraham zei tegen hem: Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij zich ook niet laten overtuigen, als iemand uit de doden zou opstaan.’
Let goed op de verschillen tussen vers 30 en vers 31. De rijke man heeft het over iemand die uit de doden naar hen toe gaat. Abraham spreekt over iemand die uit de doden opstaat. Bij dit laatste zit al een verwijzing naar de opstanding van de Here Jezus. Nog even en dan zou de Here Jezus opstaan uit de dood…
Mij raakt de geweldige ernst van de woorden in dit gedeelte. Hoe is het toch mogelijk dat wij zo weinig bewogenheid hebben met mensen die de Here Jezus niet kennen, met mensen in nood?
Eenmaal komt het moment dat dit aardse leven voorbij is. Aan het einde van ons leven of op het moment dat de Here Jezus komt. Dan begint de eeuwigheid.
Het kan zijn dat iemand deze tekst leest en zich helemaal herkent in de rijke man. Dan smeek ik u: ‘Bekeer u, stop voordat u in het dodenrijk belandt. Breek met het leven zoals u het leidt. Ga naar de Here Jezus, geef uw leven over aan Hem, stel Uw vertrouwen op Hem alleen. Waarom zou u ten ondergaan in het dodenrijk?’
Misschien roept u het wel uit: ‘Here, redt allen die U nog niet kennen, ook mijn familie, mijn kinderen, kleinkinderen. Dank U, Here, dat ik U mag kennen, dat U mij gered heeft.’
Als u net als de arme Lazarus de Here Jezus mag kennen, dan kan, net als bij hem, ook uw leven moeilijk en zwaar zijn. Maar de toekomst ligt vast, is absoluut zeker. Dan mogen we eenmaal voor altijd bij de Here zijn. ‘Geprezen bent U, tot in eeuwigheid.’
Dirk van Genderen