Vergis ik me of is het werkelijk waar dat de oproep tot bekering steeds minder klinkt. Kan dat er de oorzaak van zijn dat mensen die in de Here Jezus gaan geloven vaak niet radicaal breken met hun oude, zondige leven, en min of meer voortleven zoals ze altijd al leefden?
Ja, mensen die vanuit de ‘wereld’, uit een leven in grove zonden, tot geloof komen, daar zie je vaak wel een radicale bekering. Een breken met de zonde, gevolgd door een leven in toewijding aan de Here.
Maar voor veel andere mensen die gaan geloven, zonder dat er sprake is van een duidelijke bekering, is het bijna zo dat ze Jezus ‘erbij krijgen’. Het leven gaat door zoals het voorheen was.
Wanneer we kijken naar de boodschap die de Here Jezus bracht, dan ontdekken we in Zijn woorden heel duidelijk de oproep tot bekering. Eerst roept Hij op tot bekering, dan pas tot geloof.
Als Hij na de verzoeking door de satan in de woestijn begint met preken, klinkt het: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen’ (Mattheus 4:7).
In Markus 1:15 lezen we: ‘En Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie.’
De oproep tot bekering maakt heel duidelijk dat het consequenties heeft om de Here Jezus te volgen. Je kunt niet zomaar doorleven met je oude leven.
Wanneer de Here Jezus Mattheus roept om Hem te volgen en Hij bij hem in huis is, hebben de Farizeeën dat al snel in de gaten. Ze ontdekken dat er ook tollenaars – Mattheus was immers zelf een tollenaar, vandaar – en zondaars mee-eten en vragen aan de discipelen van de Here Jezus waarom Hij dat doet. Maar Hij hoort hun vragen en geeft zelf antwoord. Hij zegt dan onder andere: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te toepen tot bekering, maar zondaars’ (Mattheus 9:13).
Ziet u, ook hier weer dat accent op de bekering van zondaren. Dat is onmisbaar omdat iemand die tot geloof komt, niet door mag gaan met zondigen. Daarom is bekering zo noodzakelijk.
Ook Lukas 13 is veelzeggend. Eerst wordt verteld over Galileeërs, van wie Pilatus het bloed met hun offers had vermengd.
Dan vraagt de Here Jezus aan degenen die Hem dit vertellen: ‘Denkt u dat deze Galileeërs grotere zondaars zijn geweest dan alle andere Galileeërs, omdat zij zulke dingen hebben geleden?’ (vers 2).
Zijn antwoord is duidelijk, met daarin opnieuw de oproep tot bekering: ‘Ik zeg u: Nee, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen’ (vers 3).
Vervolgens wordt in vers 4 gesproken over de 18 mensen op wie de toren in Siloam viel en die daardoor gedood werden. De Here Jezus vraagt dan: ‘Denkt u dat zij meer schuld hebben gehad dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen’.
Weer klinkt Zijn oproep tot bekering: ‘Nee, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkeren’ (vers 5).
Heel centraal in de Evangelieverkondiging van de Here Jezus stond dus de oproep tot bekering. Ook in de boodschap van Johannes de Doper stond deze oproep centraal.
Mattheus 3:1 en 2: ‘In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea,
En zei: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’
Ook veel van de Farizeeën en Sadduceeën komen naar hem toe. Zij krijgen van hem te horen: ‘Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering…’ (Mattheus 3:7 en 8).
U zegt misschien: ‘Dat was allemaal voordat de Here Jezus Zijn leven gaf aan het kruis voor onze redding en voor de uitstorting van de Heilige Geest.
Toch lees je de oproep tot bekering ook in de eerste preek die na de uitstorting van de Heilige Geest wordt gehouden.
Wanneer de mensen daar in Jeruzalem de preek van Petrus beluisteren, worden ze geraakt in hun hart en zeggen tegen Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten wij doen, mannenbroeders?’ (Handelingen 2:37).
Het antwoord van Petrus is heel duidelijk: ‘Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen’ (vers 38).
U ziet het: het eerste wat Petrus noemt, is bekering. ‘Bekeer u.’ Deze oproep moet ook nu klinken. ‘Bekeer u en geloof het Evangelie. Stel uw vertrouwen op de Here Jezus. Breek met de zonden in uw leven. Radicaal. En richt u op de Here Jezus.’
Misschien zegt u: Ik kan me niet bekeren, dat moet God toch doen. Weet u, telkens opnieuw lees je in de Bijbel de oproep tot bekering. Ook al in het Oude Testament, waar de Here het volk Israel voortdurend oproept tot bekering. Nooit wordt eraan toegevoegd dat je dat niet kunt. Laat de oproep staan. Bekeer u! En zeker, het is genade van God, wanneer Hij door Zijn Geest bekering in ons leven werkt.
Iemand denkt misschien aan de woorden in Jeremia 31:18: ‘Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn.’ Toch is het niet terecht om een beroep op dit vers te doen. Het gaat in Jeremia 31 over Israel, wat van God was afgedwaald. Gods straffen waren over het volk heengekomen. Dan klinkt de roep ‘Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn.’ Zo staat het in de HSV en ook in de SV. Deze woorden komen we trouwens ook tegen in Klaagliederen 5:21.
Wanneer ik de grondtekst goed bekijk, dringt zich een andere betekenis aan mij op, dan er vaak aan wordt gegeven. Het is zeker ook een gebed: ‘Laat mij terugkeren, zodat ik zal terugkeren.’ Het volk was afgedwaald van God, zoals ook een gelovige kan wegdwalen van God. In die zin lees ik dit vers.
God is het volk tegen gekomen, heeft het gestraft. Dan klinkt de roep van het volk: ‘Laat ons tot U terugkeren, zodat wij zullen terugkeren.’ Zo kan ook een gelovige, bij wie het geloofsleven is verflauwd, die misschien wel in zonde is gevallen, tot God roepen: ‘Here, doe mij tot U terugkeren, zodat ik tot U zal terugkeren.’
Het volgende vers van Jeremia 31 zegt dan, in de HSV: ‘Want nadat ik bekeerd was, heb ik berouw gekregen.’ Het woord bekering heeft hier in de grondtekst meer de betekenis: tot inkeer komen. Misschien is het ook voor u nodig deze weg te gaan. De Here verlangt ernaar ook u genadig te zijn.
Ik sluit af met de mooie woorden uit Jesaja 30:18: ‘Daarom wacht de HERE, opdat Hij u genadig zal zijn; en daarom zal Hij Zich verheffen om Zich over u te ontfermen. Voorzeker, de HERE is een God van recht. Welzalig zijn allen die Hem verwachten.’
Dirk van Genderen