Waarom stond het kruis buiten Jeruzalem?

Het zijn bijzondere woorden die we lezen in Hebreeën 13 over het lijden van de Here Jezus. Woorden die ons raken, nu we aan de vooravond staan van Goede Vrijdag. De kruisiging, Zijn lijden en sterven vond plaats buiten de legerplaats, buiten de poort, buiten Jeruzalem. Dat heeft een bijzondere betekenis.

Om het goed te begrijpen, moeten we goed kijken wat Gods Woord hierover zegt. Het betreft de verzen 10 tot 16 van Hebreeën 13.

10 Wij hebben een Altaar waarvan zij die in de tabernakel dienen, niet bevoegd zijn te eten.
11 Want van de dieren waarvan het bloed als verzoening voor de zonde door de hogepriester het heiligdom werd binnengedragen, werden de lichamen buiten de legerplaats verbrand.
12 Daarom heeft ook Jezus, om door Zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de poort geleden.
13 Laten wij dan naar Hem uitgaan buiten de legerplaats en Zijn smaad dragen.
14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.
15 Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.
16 En vergeet het weldoen en het onderlinge hulpbetoon niet, want aan zulke offers heeft God een welgevallen.

10. In dit vers wordt gesproken over hen die in de tabernakel dienen. Dat waren de priesters. Zij mochten van veel offers eten, maar niet van de zondoffers, waarvan het bloed binnen in het heiligdom werd gesprenkeld. Vandaar dat in dit vers staat dat ze niet bevoegd zijn daarvan te eten.
Met degenen die in het altaar dienen, wijst de schrijver van de Hebreeënbrief – wellicht Paulus – op degenen die het nog van de offerdienst verwachten, van het strikt houden van de wetten.

Sinds de komst van de Here Jezus en Zijn offer – Zijn leven, Zijn bloed, dat Hij bracht aan het kruis – hebben deze offers hun geldigheid verloren. Hebreeën 10 laat duidelijk zien dat Hij eens en voor altijd het offer van Zijn lichaam heeft gebracht.
‘Wij hebben een altaar…’ lezen we hier. Dit altaar is het kruis. Aan dat kruis heeft de Here Jezus Zich als zondoffer laten offeren. Hebreeën 10:14: ‘Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.’

11. Op de Grote Verzoendag bracht de hogepriester het bloed van de dieren die geslacht werden, in de tempel, in het heilige der heiligen, om het te sprenkelen op het verzoendeksel en voor het verzoendeksel. Daarmee deed hij verzoening voor de zonden en de ongerechtigheden van het volk en van hemzelf.
Deze dieren waarvan het bloed was gesprenkeld in het heilige der heiligen, moesten buiten de legerplaats worden verbrand, met het oog op de heiligheid van de offers en omdat de zonden van het volk op de dieren waren gelegd. Toen het volk in Israel woonde, gebeurde dat buiten Jeruzalem.

12. Net zoals die offerdieren buiten de legerplaats, buiten Jeruzalem werden verbrand, zo stierf ook Jezus buiten de poort, buiten Jeruzalem, op Golgotha. Ook in dit opzicht wees de offerdienst in het oude verbond heen naar het volmaakte offer van de Here Jezus. Gods oordeel over de zonde, de vloek die wij hadden verdiend, kwam in zijn volle hevigheid op Hem neer. ‘Het behaagde de HERE Hem te verbrijzelen,’ zegt Jesaja 53:10. De Zoon, verbrijzeld door de Vader…

Het is duurbetaalde genade. Het heeft de Here Jezus alles gekost. Hij offerde Zichzelf, Zijn eigen bloed, opdat Hij het volk zou heiligen, dat ze vergeving van zonden zouden ontvangen.
In het oude verbond werden de zondoffers gebracht voor heel het volk. In diezelfde lijn zegt vers 11 dat Jezus Zijn bloed heeft gegeven buiten de legerplaats om het volk te heiligen. ‘Het volk’ duidt aan dat er geen enkele beperking is aan de redding van zondaren. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben (Johannes 3:16).

13. Laten wij dan uitgaan tot de Here Jezus, buiten de legerplaats. Dit houdt in dat stoppen met ons best doen om de zaligheid zelf te verdienen, door goed te leven, de wetten te houden of wat dan ook. Maar dat we uitgaan naar Hem, de zaligheid buiten onszelf zoeken, in Hem, door ons vertrouwen op Hem alleen te stellen, op het offer dat Hij gebracht heeft, Zijn leven, Zijn bloed. Alleen Zijn bloed reinigt van alle zonde (1 Johannes 1:7).

En wordt aan toegevoegd: …en Zijn smaad dragen… De consequentie van deze overgave aan Hem is, dat we ook deel zullen krijgen aan Zijn lijden. Hij onderging smaad, vernedering, vervolging. Dat zal ook ons deel worden.

14. Waar zouden we anders heengaan dan naar Hem? Als gelovigen hebben we hier geen blijvende stad. We zijn pelgrims en vreemdelingen op aarde, onderweg naar het hemelse vaderland (Hebreeën 11:16).
Dat we geen blijvende stad hebben, verwijst in dit vers naar Jeruzalem. Die stad is niet het einddoel van de gelovigen, hoe graag we er misschien ook zijn. Jeruzalem staat hier ook symbool voor de offerdienst, het vasthouden aan het volbrengen van de wet in eigen kracht en daar de gerechtigheid van verwachten.

We mogen uitzien naar het hemelse vaderland, het hemelse Jeruzalem (Hebreeën 11:10-16; Openbaring 21). Het beste komt nog.
Het hemelse Jeruzalem is er al, hoewel we het nog niet zien met onze lichamelijke ogen, maar met onze geloofsogen al kunnen zien:
Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen,
tot de feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen,
en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenging, dan van betere dingen spreekt dan dat van Abel
(Hebreeën 12:22-24).

Wat een uitzicht mogen we hebben. We zullen volledig deel krijgen aan deze heerlijkheid bij de wederkomst van de Here Jezus. En dit alles dankzij het offer dat de Here Jezus gebracht heeft aan het kruis van Golgotha.

15. We prijzen, danken en aanbidden de Here Jezus voor het offer dat Hij bracht om ons te redden. ‘Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God,’ lezen we in vers 15. Lofoffers uit dankbaarheid. De vrucht van onze lippen: het belijden van Zijn Naam. Voortdurend, altijd. Door Hem. Hij is immers aan de rechterhand van Zijn Vader. Omdat Hij met Zijn bloed de hemel is binnengegaan en een eeuwige verlossing teweeg gebracht heeft, mogen wij altijd tot God gaan. Wat een wonder van genade.
Al in Psalm 50 klonk het al: ‘Wie dank offert, zal Mij eren; wie de rechte weg gaat, zal Ik Gods heil doen zien.’

16. Ook het weldoen en het onderlinge hulpbetoon behoren tot de offers van gelovigen. Weldoen wijst op het ondersteunen van de armen. Het onderlinge hulpbetoon ziet met name op het delen van geld en goederen met medegelovigen. Paulus zegt in Filippenzen 4:18 over de financiele ondersteuning die hij had ontvangen vanuit Filippi dat het een ‘aangename geur heeft, dat het een welgevallig offer is, welbehaaglijk voor God.’

Dank U Here Jezus, voor Uw kruis.
Dank U Here Jezus, voor het offer van Uw lichaam, van Uw bloed.
Daar U voor mijn redding, voor mijn verlossing.
Dank U voor de heerlijkheid die wacht.
Dank U Here Jezus, dank U, dank U.

Dirk van Genderen