De wereld hoopt op wonderen tijdens het WK-Voetbal

Honderden miljoenen kijkers wereldwijd volgen het Wereld Kampioenschap Voetbal in Brazilië. De voetballers worden aanbeden alsof het ‘godenzonen’ zijn, als ze tenminste winnen. De stadions zijn de moderne tempels en het voetbal is de populaire religie van vandaag. Even vergeten we alle ellende in de wereld.

Nederland heeft dit jaar geen superelftal, ‘alleen een wonder kan ons kampioen laten worden,’ las ik. Dat God wonderen doet, gelooft men vandaag niet meer, maar nu hoopt men opeens wel op een wonder. Een bewijs temeer dat hier sprake is van een religie.

Fans vereren hun voetbalidolen alsof het ‘godenzonen’ zijn. Ze worden aanbeden, zolang ze het goed doen. Verbazingwekkend hoe groot het enthousiasme vaak is, dat teweeg wordt gebracht. Ook christenen kunnen er superenthousiast over worden.
Begrijp me goed: ik zeg niet dat dit niet mag of dat het verkeerd zou zijn. Wat mij wel opvalt, is dat het zelden voorkomt dat christenen net zo enthousiast zijn over het geloof.

Ik hoorde een oude vrouw van 85 jaar zeggen: ‘Ajax is mijn god en de Arena is mijn tempel.’ Daar gaat ze heen, vaak op zondag, om haar (af)god te vereren. O, wat triest!
Voetbalfans laten het wel zien als ze een feestje hebben te vieren, als hun mannen (en soms vrouwen) hebben gewonnen. Hoe anders is dat bij gelovigen! Wij komen er vaak nauwelijks aan toe aan buitenstaanders te laten zien dat het kennen en dienen van de Here ons zo’n grote vreugde geeft. Of kennen we die vreugde niet?

Tijdens zulke grote sportevenementen wordt ook vaak het Evangelie gebracht door tal van vrijwilligers. Dat gebeurt ook nu, op tal van plaatsen in Brazilië. In sloppenwijk Borel in Rio de Janeiro gaan Mettine, Lieke en Magno met anderen met Bijbels op stap om iedereen Gods Woord in handen te geven. Laten we bidden dat God het werk van de evangelisten zegent. Zij brengen daar het Evangelie, letterlijk in het open veld, tijdens allerlei activiteiten die ze organiseren. Soms spreken we (te) snel negatief over koning Voetbal, maar wie van ons zet zich in om voetballers en fans te bereiken met de boodschap van Koning Jezus?

Laten we elkaars christen-zijn niet afmeten aan het wel of niet kijken of beluisteren van een wedstrijd. De ene kijkt misschien gewoon in de woonkamer, een ander ‘stiekem’ boven op zolder achter de laptop, of elders op een mobieltje. Dan ben je echt niet beter, maar het komt wel voor. Pas wel op dat het je niet gaat beheersen. Dan kun je er beter radicaal afstand van nemen.
De apostel Paulus was op de hoogte van de sport in zijn dagen en hij ging ervan uit dat de mensen aan wie hij zijn brieven schreef, daar ook het één en ander vanaf wisten. Het is treffend hoe hij de renbaan in de arena’s vergelijkt met de geestelijke renbaan naar de eeuwigheid, in 1 Korinthe 9:23-27:

23 En dit doe ik ter wille van het Evangelie, opdat ik daarvan ook zelf deelgenoot zou worden.
24 Weet u niet dat zij die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loop dan zo dat u die verkrijgt.
25 En iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles. Zij nu doen dat om een vergankelijke krans te ontvangen, maar wij om een onvergankelijke te ontvangen.
26 Ik loop daarom niet zonder duidelijk doel en ik vecht zó met de vuist dat ik niet maar wat in de lucht sla.
27 Maar ik oefen mijn lichaam op harde wijze en maak het dienstbaar, opdat ik niet misschien, na anderen gepredikt te hebben, zelf verwerpelijk word.

Paulus stelt hier de vergankelijke erekrans tegenover de onvergankelijke. Dat geeft tegelijk het betrekkelijke van sport aan. Het sportsucces is maar tijdelijk, het leven met en voor de Here Jezus heeft eeuwigheidswaarde.
In Filippenzen 3:14 schrijft hij: ‘Eén ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.’

Eén ding beheerste het leven van Paulus. Daar was hij totaal op gericht, op het doel, op de Here Jezus Christus. Hij stond op nummer 1 in Paulus’ leven. Hij was bereid alles te geven voor Hem.
Hoe is dit in ons leven? Zijn wij ook, net als Paulus, voor alles gericht op de Here Jezus?

Ik denk nog aan Henoch. Hoe zou hij het WK-Voetbal beleefd hebben? Genesis 5:24 zegt: ‘Henoch wandelde met God’. In die woorden zit de gedachte dat Henoch arm in arm met God wandelde, zo intiem. Voortdurend was hij met Hem in gesprek. Te midden van een zondige samenleving was zijn leven helemaal op de Here gericht, zozeer dat hij de dood niet zag (Hebreeën 11:5) toen God hem tot Zich nam. God had hem zelfs laten weten dat hij Hem behaagde. Kunt u het zich voorstellen?

Genesis 5:24 zegt ook nog van Henoch, toen God hem wegnam, dat hij niet was. Daar zit, naast het feit dat zijn leven voorbij was, ook de gedachte in dat Henoch niet van deze wereld was. Zeker, hij leefde in deze wereld, met zijn vrouw en kinderen. Hij zal gewerkt hebben om in zijn onderhoud te kunnen voorzien.
Maar elke dag die hij wandelde met de Here, werd de band met Hem intiemer en verloor de zondige wereld zijn aantrekkingskracht op hem. Met zijn geest wandelde hij al in de hemelse gewesten. Op aarde stierf hij al aan de wereld en was hij op weg naar de hemel. Ik hoop en bid dat dit ook ons verlangen zal zijn.

5 Door het geloof werd Henoch weggenomen, opdat hij de dood niet zou zien. En hij werd niet gevonden, omdat God hem weggenomen had. Vóór zijn wegneming kreeg hij namelijk het getuigenis dat hij God behaagde.
6 Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken
(Hebreeën 11:5 en 6).

Door het geloof kon Henoch God behagen. Het is genade dat we met Hem en met de Here Jezus mogen wandelen. Wandel met Hem, zoals Henoch (vers 5) en u zult door het geloof Hem behagen.

Dirk van Genderen