Pinksteren: Feest van de Geest

Voor een juist begrip van het Pinksterfeest is het belangrijk dat we de lijnen ontdekken die lopen tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Het is prachtig om te zien dat wat op het Pinksterfeest gebeurde, tot in details herinnert aan de wetgeving op de Sinaï. God gaf daar Zijn wet – juister gezegd: Zijn onderwijzing – op stenen tafelen, die Hijzelf had beschreven, met Pinksteren schreef Hij die in de harten van de gelovigen.

Pinksteren, ook wel Shavu’ot of Wekenfeest genoemd, is één van de drie pelgrimsfeesten. De andere twee zijn Pesach (Pasen) en Sukkot (Loofhuttenfeest). Het Wekenfeest komen we tegen in Exodus 34:22. Het Wekenfeest moet zeven weken na de start van Pesach worden gevierd. Leviticus 23:16 zegt: ‘Tot de dag na de zevende sabbat moet u vijftig dagen tellen. Dan moet u de HEERE een nieuw graanoffer aanbieden.’ De Griekse naam voor dit feest is Pentêkostês, wat vijftig betekent. Hier komt ons woord Pinksteren vandaan, in het Engels Pentacost.
In het Oude Testament wordt deze dag ook wel de ‘Dag van de eerstelingen’ (Numeri 28:26) of het ‘Feest van de oogst’ (Exodus 23:16) genoemd.

Op het Wekenfeest werden de eerstelingen van de tarweoogst naar de tempel gebracht. Zij waren bestemd voor de Heere. Dat offer bestond uit twee broden, gebakken met zuurdeeg (Leviticus 23:17). Zo werd de Heere gedankt voor Zijn zorg, voorziening, aan het begin van de tarweoogst. Later werd op het Wekenfeest ook herdacht dat God op de Sinaï de wet aan Zijn volk heeft gegeven.

In Exodus 19:1 lezen we dat de Israëlieten bij de berg Sinaï kwamen, in de derde maand nadat ze Egypte hadden verlaten. Vanuit deze gegevens hebben de rabbijnen berekend dat God op het Wekenfeest de wet heeft gegeven. Hij openbaarde Zichzelf, Zijn kracht en Zijn wet (beter: Torah) aan het Joodse volk. In de synagogen worden op Shavu’ot ook Exodus 19 en 20 (Mozes’ beklimming van de Sinaï en de Tien Geboden) gelezen, evenals Ezechiël 1 en 2 (de verschijning van God) aan Ezechiël en Habakuk 3 (Gods verschijning aan Habakuk).

Ook het boek Ruth wordt gelezen, omdat dit boek het verhaal van een oogst is. En, omdat het in Ruth ook gaat om de toetreding van een Moabitische vrouw tot Gods volk, wijst dit verhaal al op het toekomstige werk van God op aarde, dat heidenen toe zullen treden tot Gods volk door de Messias, de Heere Jezus.
Het Wekenfeest wordt gevierd als een feest van de oogst en van de Torah. Zo moeten we Handelingen 2 lezen. Het was Gods voornemen om het Nieuwe Verbond (Jeremia 31:30-34) naar het Joodse volk te brengen op een Joodse manier en Hij maakt daarbij maximaal gebruik van de Joodse feesten om nieuwe waarheden zo over te brengen dat hun aansluiting bij oude waarheden maximaal werd benadrukt.

In de genoemde verzen in Jeremia 31 staat: ‘Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken’ (30-34).

Vuur op de Sinaï en vuur tijdens het Pinksterfeest
God beloofde Zijn Torah in hun harten te schrijven. Dit doet Hij wanneer Hij hun Zijn Heilige Geest schenkt. Handelingen 2:4 zegt immers: ‘En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.’
Dezelfde God gaf zowel de Torah als de Geest op dezelfde feestdag, het Wekenfeest, aan het Joodse volk, en trekt daarmee één lijn van het vuur op de berg Sinaï naar de tongen van vuur tijdens het Pinksterfeest in Jeruzalem.

In 1 Korinthe 15:23 wordt Christus de Eersteling genoemd. Hij spreekt over een oogst van mensen met toebereide harten (Mattheus 9:37 en 38 en Johannes 4:35).
Verderop in Handelingen 2 komen drieduizend mensen tot geloof en worden daarmee de eerstelingen van de door de Geest bekrachtigde volgelingen van de Heere Jezus.
Hij noemde Zichzelf het Brood des levens (Johannes 6:35). Terwijl gerezen brood in het Oude Testament staat voor de zonde, is Jezus de zondeloze, door ongezuurd brood te gebruiken bij de instelling van het Heilig Avondmaal, het Nieuwe Verbond.

Bij het maken van de broden voor het Wekenfeest werd zuurdesem gebruikt, wat de zonden van Gods volk symboliseerde, toen de Heere Jezus Zijn leven nog niet had gegeven tot verzoening van de zonde.
Paulus schrijft aan de gemeente in Korinthe dat ze ongezuurd zijn, omdat het Paaslam, de Messias, geslacht is (1 Korinthe 5:6-8).
Herinnert u zich nog van het begin, de twee broden die tijdens het Wekenfeest in de tempel werden gebracht, als dank aan God voor de oogst? In die twee broden kunnen we de gelovigen uit de Joden en uit de heidenen zien, die samen één zijn in Hem.

Ook het boek Ruth heeft nog een belangrijke les voor ons. Ruth, de Moabitische, werd aan het Joodse volk toegevoegd door haar belijdenis: ‘Uw volk is mijn volk en uw God mijn God’ (Ruth 1:16). Deze vrouw, die voorouder werd van de Heere Jezus, gaf al blijk van haar loyaliteit voor het Joodse volk, voordat ze over God sprak. Door de eeuwen heen zijn er veel christenen geweest, die juist het tegenovergestelde deden, waarmee ze de waarschuwing uit Romeinen 11 negeerden om zich niet te keren tegen de Joodse wortels (vers 18).
Het boek Handelingen laat zien dat heidenen deel mogen uitmaken van Gods volk, zonder dat ze zelf Jood moeten worden. Een heiden die christen wordt, zou dan toch ook tegen Joden moeten zeggen: ‘Uw volk is mijn volk’, en niet blijven steken bij: ‘Uw God is mijn God’?

Het is niet toevallig dat God een feestdag kiest die verbonden is met de Torah om de Heilige Geest te zenden, om al de Zijnen te bekrachtigen. Het is door de kracht van de Heilige Geest dat de levens van miljoenen mensen zijn veranderd, zodat ze in staat werden gesteld te getuigen van Gods levensveranderende kracht en genade, zelfs in de heftigste vervolging. Let eens op Petrus. Voor de uitstorting van de Heilige Geest verloochende hij zelfs de Heere Jezus, maar erna raakt zijn preek op de Pinksterdag de mensen diep in het hart. Dat is het werk van de Heilige Geest. Wij kunnen geen mensen veranderen, bekeren, maar Hij wel.

Zoals de Torah (Gods onderwijzing) Gods waarheid spreekt, zo spreekt de Heilige Geest Gods waarheid. De waarheid van de Torah in het Oude Testament is niet anders dan de waarheid in het Nieuwe Testament.
Psalm 19:7 zegt: ‘De wet van de HEERE is volmaakt, zij bekeert de ziel’.
Romeinen 7:12: ‘Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.’

Een nieuw hart en een nieuwe geest
Vóór Pinksteren was de Torah geschreven op stenen tafelen en in boekrollen, na Pinksteren, door de uitstorting van de Heilige Geest, is de Torah geschreven in de harten van allen die de Heere Jezus kennen. In Ezechiël 36:26 staat: ‘Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven.’ 1 Korinthe 2:13 spreekt over woorden die de Heilige Geest ons leert. Leest u voor uzelf maar eens wat 2 Korinthe 3 zegt over de rijkdom van een leven met de Heilige Geest: de bediening van de heerlijkheid van de Geest.

In Exodus 32:28, toen tijdens de eerste Shavu’ot het volk Israel God ongehoorzaam was door het gouden kalf te aanbidden, vielen er 3000 doden. Het is opmerkelijk dat weer op een Pinksterdag, bij de uitstorting van de Heilige Geest, 3000 mensen werden gered toen ze tot geloof kwamen in de Heere Jezus. Wonderlijk!

De overeenkomsten tussen het gebeuren bij de Sinaï en op de Pinksterdag in Jeruzalem zijn opmerkelijk. Zowel bij de Sinaï als in Jeruzalem werd de Torah gegeven aan Gods volk. Bij de Sinaï waren de Tien Geboden door God geschreven op stenen tafelen (Exodus 31:18), terwijl bij Pinksteren de Torah werd geschreven door God in de harten (2 Korinthe 3:6-18), als vervulling van profetieën van Jeremia en Ezechiël (Jeremia 31:33 en Ezechiël 36:26).
De wet van Mozes wordt niet afgeschaft, maar bevestigd door de Heilige Geest: ‘Doen wij dan door het geloof de wet teniet? Volstrekt niet, maar wij bevestigen de wet’ (Romeinen 3:31).

Zowel het gebeuren op de Sinaï als de uitstorting van de Heilige Geest vindt plaats op hetzelfde feest. Bij beide is God aanwezig en beide gaan gepaard met vele talen (stemmen, tongen). Bij beide is vuur aanwezig. Het vuur op de Sinaï was één vuur, zichtbaar voor allen. Het vuur in Jeruzalem verdeelde zich en bevond zich op ieder afzonderlijk.
Bij de Sinaï waren mensen van allerlei afkomst aanwezig (Exodus 12:38), terwijl bij de uitstorting van de Heilige Geest mensen uit vele landen aanwezig waren.

Bij de Torah moet u niet direct aan de wet denken, maar meer aan onderwijzing. De Heilige Geest is de grote Onderwijzer: ‘Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb’ zei de Heere Jezus al in Johannes 14:26.
Het is ook gebruikelijk dat de Joodse mensen tijdens de viering van Shavu’ot melkproducten eten. Het is de Heilige Geest Die voorziet in de melk van het Woord: ‘En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien’ (1 Petrus 2:2).

Kan het eigenlijk wel, vraagt u zich misschien af, dat de Torah zowel uit Jeruzalem als van de Sinaï komt? Daarover zegt Jesaja 2:3: ‘Uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.’ Op het Pinksterfeest worden deze woorden op een bijzondere wijze vervuld.
In het Oude Testament kwam het voor dat individuele personen de Heilige Geest in of met zich hadden. Hier, op het Pinksterfeest, worden allen vervuld met de Heilige Geest. Het is de vervulling van het gebed van Mozes in Numeri 11:29: ‘Och, of allen van het volk van de HEERE profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gaf!’ Het was eveneens een vervulling van de belofte van de Heere Jezus zelf, Die in Johannes 14:16 zei: ‘En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid.’

Opmerkelijk taalwonder
In Handelingen 2 lezen we over het opmerkelijke taalwonder, na de uitstorting van de Heilige Geest. Dit herinnert ons aan wat er gebeurde in Genesis 11, de torenbouw van Babel. Alle mensen spraken toen nog dezelfde taal en wilden met die toren de hemel bereiken. De Heere greep echter in en verwarde hun taal, zodat ze elkaar niet meer verstonden.
Hier, op het Pinksterfeest, stelde de Heere alle bezoekers die tijdens Shavu’ot in Jeruzalem aanwezig waren en verschillende talen spraken, ertoe in staat te horen hoe degenen op wie de Heilige Geest was uitgestort God loofden. We lezen namelijk dat de gelovigen op wie de Heilige Geest was uitgestort, in andere talen begonnen te spreken over de grote werken van God. Dit was werkelijk een taalwonder.

In Exodus 19, als het volk bij de berg Sinaï staat, lezen we in vers 16: ‘En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donderslagen, bliksemflitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde.’ In het Hebreeuws staat voor het woord ‘donderslagen’ het woord stemmen.
Deuteronomium 5:22 zegt hiervan: ‘Deze woorden sprak de HEERE tot heel uw gemeente, op de berg, vanuit het midden van het vuur, de donkere wolken, met luide stem; Hij voegde er niets aan toe. Hij schreef ze op twee stenen tafelen en gaf ze aan mij.’ God sprak in woorden. Verschillende Joodse rabbijnen geven aan dat God hier in verschillende talen sprak, zodat iedereen de woorden kon verstaan. Hetzelfde gebeurde op de Pinksterdag.

Er is nog veel meer over het Pinksterfeest te zeggen, maar dat wordt voor nu teveel. Ik hoop en bid dat de Heere dit kan gebruiken om u meer zicht te geven op de geweldige rijkdom van het Pinksterfeest.

Van harte wens ik u allen gezegende Pinksterdagen toe.
Dirk van Genderen
(bron: o.a. David Stern, Jewish New Testament Commentary)