Wanneer haat ons hart vervult…

‘Sommige mensen in onze gemeente kunnen elkaar niet zien of luchten. Het speelt ook in families. Ze kijken elkaar niet meer aan, maken een omweg om elkaar te ontlopen. Broers en zussen die elkaar negeren, slechte dingen over elkaar vertellen, soms ook over hun ouders of ouders over hun kinderen. Mensen die zich christen noemen. Soms vieren ze ‘gewoon’ het heilig avondmaal alsof er niets aan de hand is, soms blijven ze juist die zondag weg uit de dienst.’

Dit soort situaties komt helaas te vaak voor in de gemeente van de Heere Jezus Christus. Familierelaties en gemeenten gaan eraan kapot. Christus weent en de duivel lacht.
De Heere Jezus bad tot Zijn Vader over degenen die in Hem geloven: ‘…opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt’ (Johannes 17:21).
Wat maken wij er soms een potje van. We denken het recht te hebben die ander – misschien wel onze broer, zus, vader, moeder, mede-gemeentelid – te negeren, af te wijzen, de rug toe te keren.

Gebed om eenheid
Afgelopen week baden we met een aantal bidders om eenheid onder allen die bij Christus horen. Dan hoeft het helemaal niet erg te zijn dat we deel uitmaken van verschillende kerken en gemeenten. Als we elkaar maar aanvaarden als broeders en zusters die ook de Heere Jezus mogen kennen en liefhebben. Voor wie Hij ook Zijn leven heeft gegeven. En natuurlijk binnen de grenzen die de Bijbel aangeeft. Daar moeten we altijd op aanspreekbaar zijn.

Hoe is het toch mogelijk dat mensen elkaar soms jarenlang niet meer spreken en zien, soms vanwege een kleinigheidje? Dit komt ook onder christenen voor! Soms door een misverstand in het verleden, soms door een conflict over een erfenis, soms door een meningsverschil … en nog tientallen andere oorzaken.
Families gaan erdoor kapot, vriendschappen klappen uit elkaar, kerken scheuren. Er is geen liefde meer tot elkaar. Wat een aanfluiting voor het Evangelie als het mensen betreft die zich christen noemen. Terwijl de Heere Jezus toch bad: ‘Vader, Ik bid dat zij één zullen zijn…’

De liefde van God
In 1 Johannes 4 lezen we over de liefde van God. Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder en zuster liefhebben. ‘Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft? En dit gebod hebben wij van Hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben’ (1 Johannes 4:20 en 21).

Laten we de onderlinge haat, nijd en vijandschap niet langer accepteren. Het is zonde tegen God. Laten we op onze knieën gaan en het als zonde aan de Heere belijden en Hem om vergeving smeken. Maar zoek ook contact met die ander, met wie u in onmin leeft. Neem zonodig iemand anders mee. Probeer het uit te praten, maak met Gods hulp een nieuwe start.
U zult merken dat het zegenrijk voor uw ziel, geest en lichaam is om conflicten, onenigheden, haat, wrok, nijd, vijandschap, ja, alle onbeleden zonden, op te ruimen en te verwijderen uit uw leven.

Besef welke zonden de Heere u vergeven heeft. Dan kunt u die ander toch ook wel vergeven. Bid voor die ander, zegen die ander, die u misschien iets heel vervelends heeft aangedaan. Denk aan de woorden van de Heere Jezus: ‘Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en vervolgen, zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is…’ (Mattheus 5:44 en 45a).

Verzoening
Streef naar verzoening met die ander. Het zal zo’n opluchting voor u zijn. Het betekent wel dat u de minste zult moeten zijn. Door op de ander af te stappen, excuses aan te bieden, de ander te zegenen in uw gebeden.
In de Bergrede lezen we de wijze woorden van de Heere Jezus: ‘Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave’ (Mattheus 5:23 en 24). Verzoening met degene die iets tegen u heeft, gaat zelfs boven het offeren van een gave. Pas na verzoening wil de Heere onze gave weer ontvangen.

Maak het in orde nu het nog kan. Er komt een moment dat het niet meer kan. Als die ander sterft, kunt u het nooit meer goedmaken met hem of haar.
Leef niet als een verbitterd mens verder. U gaat eraan kapot, zowel geestelijk als lichamelijk. Door Gods genade kunnen we de minste zijn en kunnen we de ander vergeven.

Romeinen 5:5 zegt immers: ‘En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.’
Dit is het geheim. De liefde van God, die in ons hart is uitgestort, is sterker dan de haat, de wrok en de vijandschap. Als wij niet kunnen vergeven, geeft God ons Zijn liefde. Wie vol is van de liefde van God, kan ook de ander liefhebben.

Als de ander zijn schuld niet erkent…
Hoe zit het wanneer de ander zijn schuld niet erkent? Hoef je dan die ander ook niet te vergeven? Toch wel, hoe moeilijk dat ook kan zijn.
Nogmaals woorden van de Heere Jezus uit de Bergrede: ‘Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven. Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven’ (Mattheus 6:14 en 15).

Ook wil ik u wijzen op Mattheus 18:15-17: ‘Als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u zijn als de heiden en de tollenaar.’

Het is niet de bedoeling uw broeder – het gaat hier dus over iemand uit de gemeente – zomaar eenzijdig te vergeven, maar op hem af te stappen en hem op zijn zonde te wijzen, in de hoop dat hij tot bekering, schuldbelijdenis komt. En als hij niet luistert, neem nog iemand mee en als hij dan nog niet luistert, stel dan de gemeente ervan in kennis. Alles is erop gericht die ander, die heeft gezondigd, te behouden.

Een paar verzen verderop vraagt Petrus aan de Heere Jezus: ‘Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe?
Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zeven maal’ (vers 21 en 22).

Dirk van Genderen