Dominee: ‘Niemand is bekeerd, dus we vieren geen avondmaal’

Sommigen schijnen er een behagen in te hebben om te zeggen dat het Joodse volk verblind is voor het Evangelie en voor de Messias. Het is trouwens onjuist om dat zo algemeen te stellen over het gehele Joodse volk. De hele geschiedenis door is er een overblijfsel geweest – soms klein, soms groter – dat wel in de Heere Jezus geloofde. Ook nu, anno 2017, gelooft een deel van het Joodse volk wel in Hem en dat zal zo blijven tot op het moment dat heel Israel zalig zal worden (Romeinen 11:25 en 26). Maar beseffen we wel dat ook de heidenen verblind zijn voor het Evangelie?

In Jesaja 25 voorzegt de Heere wat er eenmaal op de berg Sion gaat gebeuren:
6. ‘De HEERE van de legermachten zal op deze berg voor alle volken een feestmaal met uitgelezen gerechten aanrichten, een feestmaal met gerijpte wijnen, met uitgelezen gerechten vol merg, met gezuiverde gerijpte wijnen.
7. En Hij zal op deze berg verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn.
8. Hij zal de dood voor altijd verslinden, de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen en de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde, want de HEERE heeft gesproken.’

Laten we nooit geestelijk neerkijken op het Joodse volk, in de zin van: het is onbegonnen werk om hun ogen te openen voor het Evangelie. Voor de Heere is niets onmogelijk. Het is toch net zo goed een groot wonder als mensen uit de overige volken tot geloof in Hem komen, wanneer de Heere de bedekking bij hen wegneemt!

In bepaalde kerkelijke kringen wordt er zelfs vanuit gegaan dat zoiets vrijwel onmogelijk is. Moet u nagaan: terwijl de Heere zegt en plechtig betuigt dat voor Hem niets te wonderlijk is, lijken sommigen het beter te weten: Hij kan het wel, maar Hij doet het bijna nooit meer…

Het gebeurde in een dorp, ergens in Nederland. Op een zondagmorgen, in de eredienst. De gemeente luisterde naar de dominee. Hij sprak over het heilig avondmaal. Hij zei het ongeveer zo: ‘Gemeente, ik waarschuw u om niet te snel aan het avondmaal te gaan, zoals in andere kerken massaal gebeurt. Je moet eerst iets heel bijzonders hebben meegemaakt, dat de Heere je te sterk is geworden en dat Hij je heeft bekeerd. En omdat niemand hier is bekeerd, vieren we geen avondmaal.’

Toen iemand mij dit vertelde, dacht ik: ik ga naar die gemeente en naar die predikant toe. Maar ik weet dat alleen de Heere verandering kan geven. Daarom ben ik op de knieën gegaan en heb gebeden en gesmeekt voor deze voorganger en voor deze gemeente. Dat hun ogen zullen worden geopend voor de Heere Jezus. Dat de bedekking zal worden weggenomen. En dat ook in die gemeente weer het heilig avondmaal zal worden gevierd. Tot eer van de Heere Jezus en tot zegen van de gemeente.

Dit is niet de enige gemeente waar nooit avondmaal wordt gevierd. Er zijn meer gemeenten waar dit nooit gebeurt. Ook zijn er gemeenten waar wel avondmaal wordt gevierd, maar waar slechts een enkeling uit de gemeente aangaat aan de tafel van de Heere. Dat wordt dan soms nog onderbouwd met de woorden: ‘Eén uit een stad, twee uit een dorp…’
Zo staat het er trouwens niet in Jeremia 3:14. Daar lezen we: ‘Keer terug, afkerige kinderen, spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd. Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en Ik zal u naar Sion brengen.’
Op een vreselijke manier wordt deze tekst soms misbruikt in een poging om aan te tonen dat er maar heel weinig mensen zalig zullen worden, misschien ook maar één of twee uit een hele gemeente.

Met deze woorden ‘één uit een stad en twee uit een geslacht’ wordt allereerst verwezen naar het Joodse volk, dat de Heere terug zal brengen naar Sion, Jeruzalem, dat zich verheugt in Gods aanwezigheid. Ook kan deze uitdrukking, die mogelijk een vorm van een getrapte getalsspreuk is, een aanduiding zijn voor een volledigheid of een groeiend aantal. Jeremia 31:8 spreekt zelfs over een grote menigte.

Waarom zouden we Gods werk kleineren? Dat is toch niet tot eer van Hem? Wij hoeven de aantallen niet vast te stellen. Hij verheugt Zich er niet in als mensen voor eeuwig verloren gaan. Integendeel: ‘…en daarom wacht de HEERE, opdat Hij u genadig zal zijn’ (Jesaja 30:18).

Wellicht kunt u zich nauwelijks voorstellen dat er gemeenten zijn in de rechterflank van de gereformeerde gezindte, waar het er zo aan toegaat. U zit misschien wel in een gemeente waarin vrijwel iedereen deelneemt aan de viering van het heilig avondmaal. En tussen twee haakjes: de viering van het avondmaal kan ook een automatisme worden, zonder dat we ons meer verwonderen over de wonderbare genade die de Heere ons geschonken heeft.
Mijn gedachten gaan uit naar het moment dat de Heere Jezus het avondmaal instelde. ‘En Hij nam het brood en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het aan hen met de woorden: Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker na het gebruiken van de maaltijd en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt’ (Lukas 22:19 en 20).

En denk ook eens aan 1 Korinthe 10 en 11, waar Paulus uitgebreid schrijft over het avondmaal en waar hij nog de woorden ‘zo dikwijls…’ toevoegt: ‘Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, doe dat tot Mijn gedachtenis’ (1 Korinthe 11:26 en 25b).
De dominee, in de gemeente waarover ik hierboven al schreef, spreekt wel over God en ook over de Heere Jezus, maar op zo’n manier dat het lijkt dat het niet voor de gemeente is. De boodschap van het verlossende werk van de Heere Jezus ligt daar als het ware bedekt onder een dikke deken van dode religie.

Ik weet ook van een gemeente waar onrust is ontstaan, omdat de predikant helemaal niet meer over de Heere Jezus spreekt. Het is toch nauwelijks voorstelbaar dat iemand predikant is en de Heere en Heiland niet aanprijst bij zijn toehoorders. Dan kun je toch maar beter iets anders gaan doen, dan elke zondag plaats te nemen op de kansel. Waarom ben je dan dominee geworden?
Er zijn gemeenteleden die geestelijk zeer lijden onder zo’n situatie. Maar als je opgegroeid bent in zo’n gemeente, ga je ook niet zomaar weg. En helaas durven ook kerkenraden en oudstenraden het soms niet aan zo’n situatie bespreekbaar te maken met de predikant/voorganger. Zeker, zoiets is ook niet gemakkelijk, toch is het belangrijk dat het wel gebeurt. Het is belangrijk de preken te toetsen aan het Woord van God. En misschien is er niets mis met wat er in de preek wordt gezegd, maar ligt het probleem in wat er niet wordt gezegd. Dan wordt er een ander evangelie gebracht, dat geen evangelie is (Galaten 1:6 en 7), waardoor mensen in verwarring worden gebracht en het zicht op de Heere Jezus wordt verduisterd.
Laten we ons niet verheffen boven wie dan ook. Het is genade van de Heere wanneer we Hem mogen kennen. En het is eveneens genade wanneer Hij ons geroepen heeft om het Woord te verkondigen en wanneer we de gekruisigde en opgestane Heere Jezus Christus mogen laten schitteren in onze samenkomsten.

Laten we bewogen zijn met het geestelijke heil van allen die in een gemeente zitten waar het zicht op de Heere Jezus verduisterd is. Laten we het hun gunnen dat ook zij over Hem zullen horen, in de volle rijkdom waarin Hij wordt geschilderd in de Schrift. En laten we bidden om de bekering van predikanten en voorgangers die Hem niet kennen.
Het is bijzonder hoopvol dat er in dit dorp met deze gemeente en deze predikant, een bidstond is begonnen waarin wordt gebeden om een opwekking in het dorp en in deze gemeente. Immers: ‘Een krachtig gebed van een rechtvaardige brengt veel tot stand (Jakobus 5:16). Laten we meebidden, misschien wel voor onze eigen gemeente en onze eigen voorganger.

Dirk van Genderen