John Hyde. Hij stond bekend als de biddende Hyde. God riep hem om zendeling te worden in India. Veel van zijn collega’s vonden dat hij niet vaak genoeg met hen erop uitging om het Evangelie te brengen. Hij bleef dan bidden. Dat was zijn ‘geheime’ wapen. Als hij het gebed verwaarloosde, verdween Gods zegen. Maar vanaf het moment dat hij zich totaal wijdde aan het gebed, schonk de Heere Zijn zegen. Overvloedig.
Dit is het eerste deel van een tweeluik over John Hyde. Naar aanleiding van het commentaar van vorige week wees een lezer van de Nieuwsbrief mij op zendeling John Hyde. Toen herinnerde ik mij de korte levensbeschrijving van hem in mijn boekenkast. Ik las het boekje opnieuw en het sprak mij weer aan. Ik wil u erin mee laten delen, deze week en volgende week. Ter bemoediging. En misschien wel ter aansporing.
Naar de Bijbelschool
John Hyde had biddende ouders. Hij werd geboren in 1865. Zijn vader was predikant in de Presbyteriaanse Kerk. Dominee Hyde bad vaak tot de Heere of Hij arbeiders in Zijn oogst wilde uitstoten. Hij en zijn vrouw waren met vreugde bereid hun drie zonen en drie dochters te wijden aan de Heere voor de zending. Zij verwonderden zich er dan ook niet over dat God twee van hun zoons en een dochter riep in Zijn dienst.
Hij wist zich al jong geroepen om te prediken. Om zich voor te bereiden, ging hij naar de Bijbelschool, waar zijn oudere broer ook al op zat. Maar toen die plotseling stierf, zette dat zijn leven totaal op de kop.
Op een avond stapte hij de kamer van zijn vriend Konkle binnen en vroeg hem wat de noodzakelijke beweegredenen zijn om de zending in te gaan. Die gaf hem de raad het aan de Heere te vragen.
De volgende morgen straalde John, terwijl hij met Konkle naar de kapel liep. ‘De beslissing is gevallen.’ Na een zware strijd had hij zich die nacht zonder enig voorbehoud overgegeven aan God. ‘Heere,’ had hij gezegd, ‘ik ben bereid te gaan, waar U me hebben wilt.’
Vanaf dat moment ontdekte hij ook het geheim van het gebed. Een aantal medestudenten werd zo geraakt door het vuur voor de zending dat in hem brandde, dat ook zij besloten hun leven aan de Heere te geven, om door Hem gebruikt te kunnen worden op het zendingsveld.
Eerst klein worden
John wilde één van de grootste zendelingen van zijn tijd worden. Hoewel dit niet alleen eerzucht was, moest God hem wel leren om eerst klein te worden, voordat Hij hem grote dingen kon toevertrouwen.
Toen hij op de boot naar India zat, opende hij de brief die een vriend van zijn vader voor hem had meegegeven. Hij las daarin de woorden: ‘Ik zal niet ophouden voor je te bidden, totdat God je met Zijn Heilige Geest vervuld heeft.’
John was hierdoor diep gekrenkt. Zou hij, die als zendeling op weg was naar India, niet vervuld zijn met de Heilige Geest? Diep in zijn hart was hij er echter wel van overtuigd dat hij niet klaar was voor zijn taak. Een geestelijke strijd brandde los in zijn leven, enkele dagen lang, waarna hij bad: ‘Heere, vul mij met Uw Heilige Geest.’
Toen was het alsof hij alles helder begon te zien. Hij zag zijn eigen trots en zei tegen de Heere Jezus dat hij bereid was op een eenzame post te werken en alles te doen wat Hij van hem vroeg, als Hij eerst maar de Heilige Geest mocht ontvangen.
‘Ontsla me maar als zendeling’
Hij kwam aan op zijn eerste post in India, wellicht Dera Dun op Lahore in de Punjab. Niets leek erop dat hij een zeer door God gezegende zendeling zou worden. Hij sprak aarzelend en langzaam en door zijn slechte gehoor lukte het hem maar moeizaam om de taal te leren. Op een dag vroeg hij zelfs om zijn ontslag als zendeling.
Toch gebeurde dit niet, omdat de dorpelingen dringend vroegen hem niet te ontslaan. ‘Al zou hij nooit de taal van onze mond spreken, toch verstaat hij de taal van ons hart,’ schreven ze.
John Hyde wierp zich daarna met hernieuwde inzet op zijn taalstudie, maar gaf Bijbelstudie voorrang, waarvoor hij een berisping van het bestuur kreeg. Wanneer hij de diepten van de Schrift ontsloot, sprak hij met volmacht en de honderden aanwezigen hingen aan zijn lippen.
De verantwoordelijkheid voor de zielen van de heidenen drukte hem als een zware last. ‘Dit jaar,’ zo schreef hij eind 1896, ‘hadden we in de dorpen bijna geen bekeerlingen, in tegenstelling tot vorig jaar. Wat zou de oorzaak hiervan kunnen zijn? Wij en al onze medewerkers willen dit ernstig onderzoeken en houden daarom een bijzondere dag van gebed. Ik geloof dat, wanneer ons hart recht is voor God, de zegen niet kan uitblijven.’ Al het volgende jaar kon hij schrijven over de zegen van de Heere op het werk.
Het gebed van Jabez
Hij schreef een keer: ‘Gedurende het hele jaar heb ik het gebed van Jabez tot de Heere opgezonden: ‘Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat Uw hand met mij zijn’ (1 Kronieken 4:10, uit de vertaling die Hyde gebruikte).
Gods antwoord was een periode van ziekte, die zeven maanden lang zijn krachten sloopte. Uit een zware tyfusaanval hield hij een nerveuze zwakte over, die hem een tijdlang onbekwaam maakte voor zijn taak. Daardoor moest hij de grote les van het wachten op God leren.
Het volgende jaar leidde hem weer een stap verder naar een dieper gebedsleven. Hij begon zijn nachtrust op te offeren om te kunnen bidden voor de heidenen. ‘Nooit tevoren heb ik geweten wat het betekent om de hele dag te werken en ‘s nachts te bidden.’
Hoewel hij in zijn werk nog niet veel resultaten zag, bleef hij volharden in het gebed. Hij stelde: ‘God heeft immers in Zijn Woord gezegd: “Beproef Mij daarin of Ik u niet de vensters van de hemel open zal doen en zegen afgieten”.’ Door deze gelofte wist hij zich geroepen te blijven aanhouden in het gebed.
Zonderling gedrag
Zijn collega-zendelingen vonden dat John zich maar zonderling gedroeg en dat lieten ze hem ook merken. Ze namen het hem telkens weer kwalijk. Toch lukte het hen niet hem hiervan af te brengen. Dag en nacht bracht hij door op het dak van zijn huis om te strijden voor de redding van heidenen. De andere werkers op de zendingspost vroegen op een gegeven moment aan de directeur hem opdracht te geven om te stoppen met bidden.
Maar omdat die directeur zelf ook een man van gebed was, weigerde hij dat en zei dat ze hem de vrijheid moesten geven om net zoveel en zolang te bidden als waartoe hij zich gedrongen voelde.
Spoedig zagen de andere zendelingen de vruchten van het aanhoudende gebed. Gedreven door een niet te verklaren honger naar God begonnen hindoes en moslims aan te kloppen bij de bidder op het dak om vragen te stellen over hun ziel. Binnen korte tijd bereikte hij daardoor meer mensen, die werkelijk God zochten, dan al zijn medearbeiders samen, die hem om zijn plichtsverzuim hadden aangeklaagd.
Het jaar 1904 werd voor Hyde’s leven en zendingswerk een keerpunt. Toen legde God drie jonge mannen – John Hyde, McCheyne Patterson en George Turner – op het hart te gaan bidden voor een jaarlijkse conferentie. Daar wilde men zich wijden aan Bijbelstudie en gebed, om zo te komen tot een verdieping van het geestelijke leven in de Punjab. De drie vrienden waren vastbesloten de strijd te winnen. Er zou een afzonderlijke gebedsgroep worden gevormd om voor dit deel van India een opwekking af te smeken.
Vijf voorwaarden
Wie aan deze gebedsgroep wilde meedoen, moest het eens zijn met de vijf gestelde voorwaarden en deze positief kunnen beantwoorden.
1. Bidt u om een vernieuwing in uw persoonlijke leven, in dat van uw medearbeiders en in de kerk?
2. Verlangt u naar meer kracht van de Heilige Geest in uw eigen leven en werk? Bent u ervan overtuigd dat u zonder deze kracht niet verder kunt?
3. Wilt u ervoor bidden dat u zich nooit voor de Heere Jezus zult schamen?
4. Gelooft u dat het gebed het machtigste middel is om te komen tot een geestelijk ontwaken?
5. Wilt u dagelijks een half uur van uw middag bestemmen om voor deze opwekking te bidden en bent u bereid dat zo lang vol te houden tot de opwekking doorbreekt?
Voordat de conferentie begon, hielden Hyde en Patterson dertig dagen en nachten aan in gebed. Na negen dagen voegde ook Turner zich bij hen. Ze streden om een machtige uitstorting van de Heilige Geest.
Was het een wonder dat er tijdens deze conferentie in Sialkot, die onder leiding van Hyde stond, een zodanige kracht openbaar werd als men nog zelden had meegemaakt?
Getuigenis
Op een speciaal voor mannen belegde avondsamenkomst, waarop Hyde de Bijbelstudie zou geven, kwam hij – tegen zijn gewoonte in – te laat. Eerst bleef hij een tijd rustig zitten, waarna hij begon te spreken. ‘Broeders,’ zei hij, ‘ik heb de afgelopen nacht niet geslapen en vandaag nog geen voedsel gebruikt. Ik heb een geweldige strijd met God gestreden. Ik werd mij ervan bewijst dat ik hier moest komen om over bepaalde dingen mijn getuigenis te geven, maar ik verzette mij. Pas enige ogenblikken geleden was ik bereid te gehoorzamen en nu wil ik u doorgeven wat God aan mij heeft gedaan.’
Hij vertelde heel eenvoudig en duidelijk over de wanhopige strijd, die hij had gestreden tegen een bepaalde zonde en hoe de Heere hem de overwinning had gegeven. Hij sprak nauwelijks twintig minuten, ging weer zitten en vroeg de mannen met elkaar in gebed te gaan.
De een na de ander stond op. Er werden zonden beleden die de meesten onder hen nog nooit hadden horen noemen. Steeds meer zonden werden beleden, er werd boete gedaan. De harten werden ontsloten voor de komende opwekking. Door de gehoorzaamheid van één man, werden de sluizen geopend van de zegen voor velen, een zegen die tot in de verste uithoeken van India zou doordringen.
‘Een last op ons hart’
In het voorjaar van 1905 hield de gebedsgroep haar tweede samenkomst. Het waren weer de drie vrienden en een kleinere groep medewerkers, die bijeenkwamen voor gebed. Een van de deelnemers meldde: ‘God legde de last van een in zonden verloren wereld op ons hart. We mochten in zekere mate deel hebben aan het lijden van Christus.’
John Hyde had ook nu de leiding van de Bijbelstudies voor de zendelingen. Als onderwerp koos hij: ‘De Heilige Geest’.
Met grote ernst stelde hij de aanwezigen de vraag: ‘Is de Heilige Geest reeds de eerste Persoon op uw kansel, geeft u Hem bewust voorrang als u spreekt? Gij, leraren van het Woord, bidt u als er moeilijke vragen zijn om de leiding van de Heilige Geest, Die getuige was van het gehele leven van Christus hier op aarde?’
De volgende dag was er geen nieuwe boodschap, en de dag erna ook niet. Iedereen wist: God wacht tot we de eerste les hebben geleerd en bereid zijn om de Heilige Geest de plaats te geven die Hem toekomst. De uitwerking was voor allen om nooit te vergeten. Hoewel Hyde één van de leiders van de conferentie was, hield hij zich bijna onafgebroken afzijdig en bleef hij in gebed.
Ongetwijfeld werd hij door een bijzondere Goddelijke kracht staande gehouden. Men zag aan de glans op zijn gezicht dat de in hem wonende Christus zijn zwakke lichaam versterkte. Door deze Goddelijke tegenwoordigheid bogen zich harten en werden tijdens zijn spreken zielen verbroken als bomen door een storm. Dan kwamen er onder tranen bekentenissen van zonden los. Maar als men vergeving had gevonden, volgde grote vreugde. Sommige deelnemers bleven tijdens de conferentie de hele nacht door bidden.
Zijn collega’s maakten zich zorgen over zijn zwakke gezondheid. Door zijn intense gebedsleven sloeg hij regelmatig maaltijden over en sliep hij weinig. Maar de Heere gaf hem kracht, zo getuigde hij. En hij kon niet anders, hij moest bidden, vanwege de gebedslast die de Heere in zijn hart had gelegd.
Gehoorzaamheid en reinheid
‘Wie wil de last van de miljoenen verloren zielen op zich nemen en wie zal Ik zenden?’ Dat was de vraag die Hyde op het hart was gebonden en die hij doorgaf aan de anderen. ‘Zijn wij bereid, dan is God ook bereid om ons te gebruiken voor Zijn doel. Hieraan zijn echter twee voorwaarden verbonden: gehoorzaamheid – volkomen overgave en reinheid in denken en doen.’
Om duidelijk te maken hoe deze reiniging bij hemzelf gebeurd was, vertelde hij het volgende: ‘Tijdens één van mijn eerste dagen in India nam ik deel aan een Engelse dienst in de open lucht. De spreker had het over Jezus Christus als de Enige, Die van de macht van de zonde vrij kan maken. Nadat hij was uitgesproken, vroeg één van de aanwezigen of de spreker zelf de overwinning had over zijn zonden.
Deze vraag, hoewel niet aan mij gericht, trof mij tot diep in mijn hart. Als die vraag aan mij was gesteld, had ik moeten bekennen dat Jezus mij nog niet van alles vrij had kunnen maken. Ik was mij ervan bewust, dat er in mijn leven nog zonden waren, waarvan ik niet verlost was. Ik dacht erover na wat een smaad het moest zijn voor de Naam van Jezus als ik moest erkennen dat ik een Christus predikte, Die mij niet volkomen vrijgemaakt had van mijn zonden, terwijl ik Hem verkondigde als een volkomen Verlosser.
Ik ging naar mijn kamer, sloot de deur en zei tot de Heere dat ik, tenzij Hij mij de overwinning gaf over alle zonden, waaronder mijn boezemzonde, die mij zo dikwijls de baas was, zou terugkeren naar Amerika om daar ander werk te zoeken. Ik vertelde Hem dat ik niet in het openbaar het Evangelie kon verkondigen, zolang ik in mijn persoonlijke leven het bewijs miste van Zijn kracht.
En Jezus maakte mij vrij! Sindsdien heb ik daar nooit meer moeilijkheden mee gehad. Nu kan ik zonder aarzelen optreden en anderen vertellen dat Hij overwinning geeft. En het is mij een vreugde van de wonderbare trouw van mijn Heiland en Redder te mogen getuigen.’
Dirk van Genderen
(Volgende week D.V. het vervolg van de levensbeschrijving van John Hyde; Bron: De biddende Hyde, door E.G. Carré, uitgave van De Stem in de woestijn).