Zijn gebedsleven, waaraan John Hyde – ook wel ‘De biddende Hyde’ genoemd – al zijn tijd en kracht gaf en nog zoveel meer dingen opofferde die anderen genoten, was een kwestie van gehoorzaamheid. Bij iedere stap onderwierp hij zich aan de leiding van de Heilige Geest. Hij was zich er diep van bewust dat hij zich in zijn gebedstijd bevond in de aanwezigheid van de heilige God. Als men hem riep voor de maaltijd, wees hij dit vaak vriendelijk af met een ‘Dank u, ik heb momenteel geen behoefte aan eten.’ Zijn hemelse Vader had werk voor hem.
Allen die met Hyde in aanraking kwamen, waren diep onder de indruk van dit geheiligde leven. Hij sprak zelden over de heiligmaking of over zijn ervaringen in dit opzicht, maar hij leefde een geheiligd leven. Dat was één doorlopend getuigenis van ‘de kracht van het bloed van Jezus Christus, dat reinigt van alle zonden.’
Allen die met hun zonden geen raad wisten, legde hij de weg van de zaligheid zo eenvoudig mogelijk uit. Afgedwaalden hielp hij met het grootste geduld om de goede weg weer terug te vinden. Hij luisterde naar hen die nog gebonden waren door de macht van de zonde en hij zag als het ware reeds wat God bezig was in hun leven te doen en verblijdde zich daarover.
Verootmoediging
Een enkele keer kwam het voor dat hij iets vertelde over een ervaring die hij nooit kon vergeten. Eens ging hij voor een korte rustperiode naar de bergen. De geestelijke nood van een bekende predikant lag hem bijzonder zwaar op het hart. Hij besloot ruimschoots de tijd te nemen om voor deze broeder te bidden.
Hij stortte zijn hart ongeveer als volgt uit voor God: ‘O Heer, U weet hoe koud zijn hart is…’
Plotseling leek het alsof er een hand op zijn lippen werd gelegd en een verwijtende stem tegen hem zei: ‘Wie hem aanraakt, raakt Mijn oogappel aan.’
John Hyde werd door een grote angst overvallen. Hij had zich bezondigd door een broeder aan te klagen en te oordelen! Hij voelde zich bestraft en verootmoedigde zich. Hij was het zélf die een terechtwijzing nodig had. Hij beleed zijn schuld en bad om reiniging door het bloed van Christus.
Daarna smeekte hij: ‘O God, laat mij toch zien wat er in het leven van deze broeder ‘liefelijk is en wel luidt’. Toen herinnerde hij zich plotseling hoeveel deze predikant om Christus’ wil had opgegeven en geleden. Hij dacht aan de vele jaren van ingespannen arbeid in een moeilijke gemeente, aan de vele onenigheden die hij met zoveel tact had opgelost en aan het feit dat hij een voorbeeldig echtgenoot was.
Het ene na het andere kwam hem voor de geest. De tijd die hij voor voorbede had bestemd, werd nu benut voor dankzegging. De Heere had het oog van Zijn dienstknecht geopend voor de heerlijke dienst van lofprijzing.
Toen Hyde later naar zijn post terugkeerde, hoorde hij dat deze prediker, tijdens zijn afwezigheid, een bijzondere geestelijke herleving had ondergaan.
‘Wat is Gods liefde toch wonderbaar,’ stelde Hyde dankbaar vast. ‘Terwijl wij bezig zijn Hem te danken voor het leven van één van Zijn kinderen, is het Zijn vreugde dit kind bijzonder te zegenen.’
Visser van mensen
Hyde’s liefde voor het verlorene werd steeds sterker. Zijn hart werd meer en meer vervuld met een niet te blussen verlangen naar hun redding. Steeds leek hij de stem van de Goede Herder te horen, Die hem toeriep: ‘Ik heb nog andere schapen, die moet Ik ook toebrengen.’ En Hij Die dit verlangen in Hyde opwekte, was ook bereid het te vervullen.
Elke dag kwamen er meer mensen naar hem toe die hij mocht helpen om tot een beslissing te komen. Hij trad niet alleen op als voorbidder, hij was ook een echte visser van mensen, die niet eerder rustte dan dat ze in het Evangelienet waren gevangen.
Al kwam hij slechts een korte tijd met iemand in contact, was dat meestal lang genoeg om de Bijbel te openen en een tekst voor te lezen, waardoor de goede keus werd gedaan.
In de trein kwam hij eens met een medepassagier in gesprek. Hij legde hem de boodschap van redding en verlossing uit. Maar toen hij zijn reisdoel had bereikt en zou moeten uitstappen, bleef hij rustig zitten en reisde verder vanwege de moeilijkheden die deze man had, om verder met hem te kunnen spreken en hem tot Christus te mogen leiden.
Hij miste hierdoor een zakelijke bespreking met zijn zendingsgenootschap. De winst van een mensenziel woog voor hem echter zwaarder dan de berisping die hij voor dit verzuim kreeg.
Dichtbij Jezus blijven
Hyde wees erop dat, als we maar dicht genoeg bij Jezus blijven, Hij Zelf de zielen, door ons heen, tot Zich trekt. ‘Hij wil verheerlijkt worden in ons persoonlijke leven. Ons oude ‘ik’, dat zich op de een of andere manier telkens weer tussen Hem en ons in wil dringen, moet aan Hem worden uitgeleverd. Wij moeten tot de belijdenis komen dat het met Hem gekruisigd, gestorven en begraven is. Anders zal de bedorven lucht van ons oude leven een belemmering vormen tussen ons en de zielen die op onze weg komen. De Heilige Geest heeft kanalen nodig om daardoor te werken tot Zijn eer. De Heere is altijd bereid om meer te geven, als daar bij ons maar ruimte voor ons.’
Zijn voorbede werd steeds meer een belijdenis van de zonden van anderen, in wiens plaats hij zich stelde als voorbidder. Hierin leek hij op de profeten in het Oude Testament, zoals Daniël en voldeed zo aan het gebod van Christus: ‘Draagt elkaars lasten en vervult zo de wet van Christus.’
Hij was zelfs bereid zijn leven in te zetten voor anderen. Als hij enkele jaren voor bepaalde mensen had gebeden en deze in die tijd niet tot Christus waren gekomen, dan bleven hun zielen als een zware last op zijn hart liggen. Dan bad hij dringend of de Heere hem wilde laten zien wat daar de oorzaak van was en of hij wellicht zelf de verhindering was.
Meestal toonde God hem dan, dat er in zijn eigen leven een tekort was aan lof en dankzegging. Beleed hij deze nalatigheid en vroeg hij om vergeving, dan werd zijn gebed om de redding van zielen verhoord en kwamen zij opnieuw met vragen naar hem toe, zodat hij ze verder kon helpen. Hij leerde danken voor hun redding en God loven voor hun behoud, nog voor hij de zichtbare resultaten had gezien en God bevredigde de begeerten van zijn hart.
‘Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden’
Een zendelinge vertelde eens wat er – alleen al door het lezen van Hyde’s gebedsleven – op haar zendingsveld gebeurde. Ze had al verscheidene jaren achtereen hard gewerkt, zonder veel echte vruchten te mogen zien. Toen las ze iets over de wijze waarop Hyde zijn leven had ingericht en ze besloot voortaan ook de beste uren van de dag aan gebed en Bijbelstudie te wijden. In de kracht van God begon ze daarmee. Haar arbeid voor de Heere mocht niet langer de eerste plaats innemen, maar de gemeenschap met Hem zou voorrang krijgen.
God sprak tot haar: ‘Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden en Ik zal u bekendmaken grote en vaste dingen die gij niet weet’ (Jeremia 33:3). Dat had ze tot nog toe niet gedaan en daarom waren deze ‘grote dingen’ nog niet gebeurd. ‘Ik voel,’ zo ging zo ze verder, ‘dat ik dit gebedsleven tot elke prijs moest leren kennen. Een jaar lang bleef het een worsteling om mij aan mijn besluit te houden.
Toen ik hierover nadacht, was het alsof de Heere tegen mij zei: ‘Denk eens na over de vruchten van je vroegere werk, waarover je je nu schaamt.’ Ja, ik was er mij van bewust dat ik mij moest schamen over mijn gebedsloze leven als zendelinge.’
Een jaar later schreef ze: ‘Wat is er veel veranderd. Overal is nieuw leven doorgebroken, overal is groei. Zo heb ik het nooit eerder gezien. Spanningen zijn verdwenen, er is meer blijdschap, doordat er een gezegend evenwicht is tussen mijn leven in gemeenschap met God enerzijds en mijn arbeid voor Hem aan de andere kant. Dit geeft mij ononderbroken rust en vrede.
Weer een jaar later schreef ze: ‘Er is in alle dorpen een ernstig zoeken naar God waar te nemen. Alles wijst erop dat er iets machtigs gaat gebeuren. Het aantal gelovigen bedraagt nu al 600, terwijl het er twee jaar geleden slechts 100 waren. Ik verwacht binnenkort voor India grote dingen.’
Gebedskamer
Zo gebeurde het ook. Van de jaarlijkse Sialkot conferentie gingen stromen van zegen uit over geheel India, zowel voor de inboorlingen als de zendelingen, die geheel opnieuw voor hun taak werden toegerust.
Enkele sprekers op deze conferentie vertelden hoe John Hyde hieraan deelnam zonder dat hijzelf de leiding in handen nam. Eén van hen deed het volgende verslag. ‘Ik kwam van Allakad in de Kassiaheuvels. Ik had de hele nacht doorgereisd en werd voorgesteld aan John Hyde. Hij zei tegen me: ‘Komt u straks bij mij in de gebedskamer?’
‘Hoewel ik de hele nacht gereisd had en erg vermoeid was, voelde ik dat ik toch moest gaan. In de gebedskamer bevonden zich zes mannen. Hyde viel voor God op zijn aangezicht en ik volgde hem daarin. Toen Hyde bad, wist ik me in de tegenwoordigheid van de almachtige God en ik had geen enkel verlangen meer om weg te gaan. Het was ongeveer acht uur in de morgen toen we begonnen te bidden. Enkele van de aanwezigen verlieten ons, anderen voegden zich bij ons. Hyde bleef echter
geknield en met gebogen aangezicht liggen en leidde ons in het gebed. Alle vermoeidheid had me verlaten, ik had zelfs geen behoefte aan voedsel. Maar ook de boodschap die ik mij had voorgenomen te prediken voor de aanwezigen, was ik totaal vergeten.’
‘Om half vier ’s middags stond Hyde op en zei: ‘Om vier uur is het tijd voor uw spreekbeurt, laten we eerst een kop koffie drinken.’ We gingen naar een ander vertrek, fristen ons wat op en dronken ons kopje leeg om te gaan. Hyde vergezelde me tot aan de deur van de zaal, nam mijn hand en zei: ‘Ik ga terug naar de gebedskamer en breng de tijd door in gebed voor u. U gaat spreken, dat is uw opdracht. Als de samenkomst afgelopen is, kom daar dan heen, dan kunnen we de Heere samen danken.’
De Heere loven
‘Bij mijn toespraak moest ik gebruik maken van een vertaler, maar desondanks viel het spreken mij bijzonder gemakkelijk. Wat ik precies heb gezegd, weet ik niet meer, maar voordat ik eindigde gaf mijn Indiase tolk het op. Hij was zo door de Geest van God overweldigd, dat een ander hem moest vervangen. Ik was mij er diep van bewust dat God Zelf door mij sprak. Nu mocht ik ondervinden welke macht er schuilt in voorbede. Sindsdien probeer ik altijd enkele bidders te vinden die mij begeleiden in gebed tijdens het spreken.
Na afloop ging ik terug naar de gebedskamer om samen met Hyde de Heere te loven. O, hoe dankte hij de Heere en met hoe diepe vreugde mocht ook ik daarna mijn dankbaarheid uitspreken voor God. Er was een kracht in mijn leven gekomen, die heel mijn verdere arbeid in de dienst van de Heere zou beïnvloeden en mij nooit meer zou loslaten.’
De aanwezigheid van God
John Hyde besefte dat hij zich tijdens zijn gebeden bevond in de aanwezigheid van de heilige God. In plaats van dadelijk met zijn gebeden en smekingen te beginnen, zorgde hij er eerst voor innerlijk helemaal stil te worden en zich van Gods tegenwoordigheid bewust te zijn. Daarna kon men hem in grote eerbied de naam van God en van de Heere Jezus horen stamelen, die hij telkens herhaalde. Dan pas stortte hij zijn hart uit en maakte Hem zijn begeerten bekend. Soms bleef het ook bij een zuchten zonder woorden of een schreien uit het diepst van zijn ziel, waarbij de tranen hem over de wangen liepen. Naar de redding van het verlorene ging zijn hele hart uit. ‘O God, geef mij zielen of ik sterf,’ smeekte hij steeds.
Dr. Wilbur Chapman, een Engelse evangelist, hield eens een serie samenkomsten in een grote stad. Er waren bijzonder weinig zichtbare resultaten. ‘Maar,’ zo vertelde hij, ‘nadat er een jonge Amerikaan in de samenkomst was gekomen, die op zich nam voor mij te bidden, brak de stroom van zegen door en volgden er wonderbare overwinningen.’
Deze jonge Amerikaan was John Hyde. Chapman vroeg hem om persoonlijk gebed. ‘Hij kwam in mijn kamer, sloot de deur achter zich, viel op zijn knieën en bleef vijf minuten stil liggen, zonder dat er een geluid over zijn lippen kwam. Ik merkte dat er tranen over zijn gezicht liepen en wist mij in de tegenwoordigheid van God.
Toen hief Hyde zijn hoofd op en zei: ‘O God.’ Na een kleine pauze legde hij zijn arm om mijn schouders en op dat ogenblik brak er een gebed los, dat zo diep uit zijn hart opkwam en zo rijk aan inhoud was als ik nog nooit van iemand had gehoord. Toen ik van mijn knieën opstond, wist ik voor het eerst in mijn leven wat werkelijk bidden was.’
Zwakke gezondheid
Hyde had altijd al een zwakke gezondheid en in zijn jeugd was hij verschillende keren ernstig ziek geweest. De bijna zonder onderbreking, in stilte gevoerde strijd om het behoud van zielen eiste al zijn krachten op. Hij was bereid niet alleen al de hem beschikbare tijd voor zijn Heiland te geven, maar zelfs zijn leven. Dat heeft hij zelfs meerdere keren gezegd. Had Zijn grote Meester Zélf ook niet Zijn leven afgelegd ter wille van zijn broeders?
Deze grote gebedsman was onvatbaar voor eer of roem. Hij werd niet beïnvloed door het oordeel van anderen en op iedere aanval die op zijn persoon of werk gericht was, had hij geleerd met een vriendelijk woord te reageren. Deze liefde kon alleen door God Zelf in hem zijn gewekt. Hij had de les geleerd om zijn eigen ‘ik’ in de dood te geven.
Ondanks zijn slechter wordende gezondheid – hij kon haast geen eten meer verdragen – had John Hyde steeds een goed humeur. Een zware hoofdpijn maakte hem het werken steeds moeilijker. Zijn vrienden wisten hem over te halen eens een dokter te raadplegen. De conclusie van de dokter was schokkend: ‘Uw hart is in zo slechte conditie als ik nog nooit bij een van mijn patiënten heb meegemaakt. Als u uw leefwijze niet wijzigt en afziet van elke inspanning, zult u dat met uw leven moeten betalen.’
Wat moest hij doen? Stoppen met bidden? Of moest hij er zijn leven voor over hebben? Hij koos voor dit laatste. Nooit zullen degenen die daarvan getuige waren, zijn stralende gezicht vergeten toen hij deze beslissing had genomen. Eerst zou hij een reis maken naar zijn vaderland en het wat kalmer aan doen. Maar bij een volgend onderzoek vond men in tumor, die operatief moest worden verwijderd. Het duurde niet lang of dezelfde pijn kwam weer terug en toen bleek dat deze ziekte zijn lichaam aan het slopen was.
In de loop van de maand februari van het jaar 1912 ging hij met de triomfkreet ‘Roept het uit dat Jezus Overwinnaar is’ op 47-jarige leeftijd de hemelse heerlijkheid binnen. Het waren dezelfde woorden die tijdens een zware gebedsstrijd zo vaak over zijn lippen waren gekomen.
Dirk van Genderen
Dit artikel is een vervolg op ‘De biddende Hyde (1).[1]
(Deze levensbeschrijving van John Hyde is gebaseerd op: ‘De biddende Hyde’, door E.G. Carré, uitgave van De Stem in de woestijn)
- ‘De biddende Hyde (1).: https://www.dirkvangenderen.nl/2017/07/14/de-biddende-hyde-1/