Toen ik de verschrikkelijke verwoestingen zag, die de orkaan Irma had aangericht op Sint-Maarten, vroeg ik me af: ‘Waarom laat God dit toe?’ Er zullen toch zeker christenen zijn geweest die de Heere gesmeekt hebben om bescherming van het eiland… Hij Die de wind gebiedt, had de koers van de orkaan toch af kunnen buigen?
Er zijn geen gemakkelijke antwoorden op deze vragen mogelijk. Allereerst wil ik erop wijzen dat het probleem niet bij God ligt, maar bij ons. Als we ons afvragen waarom God zulke rampen toelaat – in het wereldgebeuren, en soms ook in ons eigen leven – dan roepen we in feite Hem ter verantwoording.
Hebben wij soms verdiend dat God ons altijd een plezierig leven geeft, in voorspoed, zonder lijden en natuurrampen? Nee toch…
Zondeval
In Genesis 1:31, aan het einde van de zes scheppingsdagen, toen God alles zag wat Hij gemaakt had, zag Hij dat het zeer goed was. Er was geen lijden, geen ziekte, geen pijn, er waren geen natuurrampen, geen oorlogen, niets van dat alles.
Het is onze eigen schuld dat de dood in de wereld is gekomen, het lijden, het verdriet. Dat onthult Genesis 3, de zondeval van de mens. De slang, en door hem heen de satan, zei tegen de vrouw dat ze als God zou worden, kennende goed en kwaad, als ze van de vrucht van de boom van de kennis van goed en van kwaad zou eten (vers 5). God had gezegd dat ze daarvan niet mochten eten, ‘want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven’ (Genesis 2:17). Eva at toch en zij gaf van de vrucht aan Adam en ook hij at.
Vanaf dat moment is het lijden en de dood in de wereld gekomen. Nooit kunnen en mogen we God daarvan de schuld geven, het is onze eigen schuld. In Adam als onze voorvader, hebben ook wij Gods gebod overtreden.
Geen kind, hoe lief ook, wordt onschuldig geboren. Het kwaad zit er in, de zonde erven we van onze voorouders. Maar door wedergeboorte, geloof in de Heere Jezus en bekering wordt de relatie met God hersteld.
Maar hoe zit het dan met het lijden, de rampen die deze wereld en de mens treffen. Stuurt God het kwaad, laat Hij het toe? En waarom? Om de mens te straffen, om zijn aandacht te krijgen, om zijn geloof te testen? Gaat u mee op reis door de Bijbel?
Het volk Israel
In Deuteronomium 8 gaat het over de reis van het volk Israel door de woestijn. Nadat ze vanwege hun ongeloof het land Kanaän niet binnen mochten en als straf nog veertig jaar in de woestijn rond moesten trekken, staat er in vers 2: ‘Ook moet u heel de weg in gedachten houden waarop de HEERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u zou verootmoedigen, en u op de proef stellen om te weten wat er in uw hart was, of u Zijn geboden in acht zou nemen of niet.’
God kan moeilijkheden toelaten, zelfs sturen, om te zien wat er in ons hart is, of we ook in de moeilijkheden ons vertrouwen op Hem stellen.
Psalm 10:14 zegt het zo: ‘…U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft.’
Asaf
Zoals in zoveel psalmen gaat het ook in Psalm 73 over een dichter die worstelt met de moeilijkheden in zijn leven. Asaf – hij schreef deze psalm – ziet dat het de ongelovigen voor de wind gaat, terwijl de gelovigen te kampen hebben met tegenslagen en moeilijkheden. Hij begrijpt dat niet,’…totdat ik in Gods heiligdom binnenging, en op hun einde lette’ (vers 17).
Asaf besefte dat het einde van de ongelovigen hun eeuwige ondergang zou betekenen, terwijl de gelovigen aan het einde van hun leven Gods heiligdom mogen binnengaan. Hij zal beseft hebben dat God moeilijkheden en tegenslagen gebruikt om de gelovigen te vormen naar Zijn beeld, waar ook Jeremia over schrijft, over God als de grote Pottenbakker (Jeremia 18).
Job
Ik denk aan Job. Als er iemand in de Bijbel is die veel heeft moeten lijden, is het Job wel. De satan kreeg van God de vrije hand om Job te treffen, alleen zijn leven mocht hij hem niet ontnemen. De satan had God erop gewezen dat het geen wonder was dat Job oprecht en vroom was, godvrezend, omdat God hem rijk zegende.
Alles raakte hij kwijt, ook zijn gezondheid. Een lange lijdensweg volgde. Zijn zogenaamde vrienden dachten precies te weten waarom Job zoveel moest lijden. Hij zal wel gezondigd hebben en dit is Gods straf…
Aan het einde van het aangrijpende boek zweeg Job en beleed hij: ‘Ik weet dat U alles vermag, en geen plan is onmogelijk voor U. Wie is hij, zegt U, die Mijn raad verbergt zonder kennis? Zo heb ik verkondigd wat ik niet begreep, dingen die te wonderlijk voor mij zijn en ik niet weet. (…) Alleen door het luisteren met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien. Daarom veracht ik mijzelf en ik heb berouw, op stof en as’ (Job 42:2, 3, 5 en 6).
En nadat hij voor zijn vrienden bidt, brengt God een omkeer in het levenslot van Job.
‘Ik schep het onheil’
In Jesaja 45:7 lezen we: ‘Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het onheil; Ik, de HEERE, doe al deze dingen.’
Opmerkelijke woorden: ‘Ik schep het onheil.’ Woorden waar wij niet goed raad mee weten. Dit wil niet zeggen dat de Heere de bewerker van het kwaad is. Bij ‘onheil’ moet je hier onder meer denken aan de ballingschap, als oordeel van God over de zonden van het volk Israel.
Jona
In de geschiedenis van Jona zie je dat God een heftige storm stuurt om Jona te stoppen op zijn vlucht bij Hem vandaan en hem tot inkeer te brengen. Later stuurt God een worm die de wonderboom steekt, zodat die verdort en Job weer in de brandend hete zon zit. Hierdoor spreekt God nogmaals tot Jona.
Hier zie je Gods genadevolle hand tegenslagen en moeilijkheden kan sturen om ons te stoppen op een weg die bij Hem vandaan leidt en ons terug te brengen bij Hem. Dat zie je ook in de geschiedenis van de verloren zoon (Lukas 15).
Habakuk
Denk ook eens aan Habakuk, aan zijn bekende woorden uit hoofdstuk 3:17-19. Ook als alles tegenzit, blijft Habakuk de Heere vertrouwen en zich in Hem verblijden.
‘Al zal de vijgenboom niet in bloei staan
en er geen vrucht aan de wijnstok zijn,
al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen
en zullen de velden geen voedsel voortbrengen,
al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn
en er geen rund meer in de stallen over zijn
ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen,
mij verheugen in de God van mijn heil.
De HEERE Heere is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten als die van de hinden,
en Hij doet mij treden op mijn hoogten.’
Toren in Siloam
In Lukas 13 komen we een situatie tegen die – zij het heel in het klein – wellicht te vergelijken is met de verschrikkingen die een orkaan aanricht. In Siloam was een toren omgevallen, waarbij achttien mensen waren omgekomen. Dat was niet omdat die achttien slechter waren dan de andere mensen. Zoiets kan gebeuren in een gebroken, onvolkomen wereld. Een toren kan omvallen, misschien wel door een plotselinge storm of door een ondeugdelijke bouw.
We lezen in de verzen 4 en 5: ‘Of die achttien, op wie de toren in Siloam viel en die daardoor gedood werden, denkt u dat zij meer schuld hebben gehad dan alle andere mensen die in Jeruzalem woonden? Ik zeg u: Nee, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen.’
De Heere Jezus zegt hier dat de mensen in Siloam, die omkwamen toen de toren op hen viel, geen grotere zondaars waren dan de andere mensen. Dat geldt dan toch ook voor de mensen die zo zwaar getroffen zijn op Sint Maarten of waar dan ook. Wij zijn geen haar beter dan zij.
Maar Hij voegt er wel iets aan toe. De Heere spreekt door zulke rampen ook tot ons: ‘Als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen.’
De doorn in het vlees
Paulus bad drie keer of de Heere de doorn uit zijn vlees wilde verwijderen. De Heere had hem die doorn gegeven, opdat hij zich niet zou verheffen vanwege het feit dat hij was opgenomen tot in de derde hemel en daar onuitsprekelijke woorden had gehoord.
De doorn werd niet verwijderd, maar de Heere bemoedigde hem met de woorden: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’ (2 Korinthe 12:9).
Genade
Dwars door de (natuur)rampen en het lijden in de wereld spreekt God tot ons, tot de wereld. Hij roept op tot bekering, anders zullen ook wij omkomen, aan het einde van ons leven, waarbij in deze opmerking van de Heere Jezus ook een verwijzing naar het laatste oordeel doorklinkt.
Tragedies en andere vormen van lijden wil de Heere gebruiken om ons dichter bij Hem te brengen en meer te veranderen naar Zijn beeld. Altijd wijzen mensen met de vinger omhoog naar de hemel, alsof God verantwoordelijk is voor alle ellende.
‘God probeert door deze rampen heen onze aandacht te krijgen,’ schreef de 98-jarige evangelist Billy Graham deze week. ‘Maar zolang we Hem kwalijk nemen dat deze dingen gebeuren, kunnen we Zijn stem niet horen.’
Het is genade van Hem als Hij ons stilzet, door rampen in het wereldgebeuren of door moeilijkheden in ons persoonlijke leven. Hij wil onze aandacht, Hij wil ons laten zien dat we de Heere Jezus nodig hebben. Alleen in Hem is rust, vrede, veiligheid en vergeving van onze zonden te ontvangen.
Een brullende leeuw
En laten we ook niet vergeten dat de satan nog steeds rondgaat als een brullende leeuw, die overal dood en verderf wil aanrichten. De Heere Jezus noemde hem in het Johannes Evangelie de overste van deze wereld. Laten we zijn macht niet onderschatten, maar ook niet overschatten. De Heere is machtiger. Denk aan Job. God gaf de grenzen aan voor de satan. Bij de Heere zijn we werkelijk veilig, wat niet wil zeggen dat ons geen moeilijkheden zullen overkomen.
Dit is geen gemakkelijk onderwerp om over na te denken, zeker als het ons persoonlijk raakt. Als er tegenslagen in ons leven zijn, als er rampen in de wereld plaatsvinden, is het altijd goed ons af te vragen of de Heere ons iets te zeggen heeft. Romeinen 8:28 zegt: ‘En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.’
Ik denk ook aan Hebreeën 12, waar wordt gesproken over de tuchtiging door de Heere, met de bedoeling ons deel te laten krijgen aan de heiligheid van God de Vader. Die tuchtiging doet pijn, maar geeft aan het einde een vreedzame vrucht van gerechtigheid (vers 10 en 11).
Eindtijd
Er is ook een andere kant die ik wil noemen. De Heere Jezus wijst in Zijn eindtijdrede, die is opgetekend in Mattheus 24, Markus 13 en Lukas 21, op natuurrampen, aardbevingen en ander onheil, die Zijn terugkeer naar deze aarde aankondigen. Denk ook aan het Bijbelboek Openbaring, aan de oordelen die over deze aarde zullen komen.
Lukas 21 spreekt over benauwdheid onder de volken, die in radeloosheid zijn vanwege het bulderen van zee en golven (vers 21). Dat is exact wat er gebeurt bij de extreem krachtige orkanen die momenteel in het Caraïbisch gebied dood en verderf zaaien.
De boodschap luidt: Word wakker, wees waakzaam, maak het met God in orde, want de wederkomst van de Heere Jezus is aanstaande. ‘Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is’ (Lukas 21:28).
Gods wegen zijn hoger dan onze wegen en Zijn gedachten dan onze gedachten (Jesaja 55). Laten we ontzag voor Hem hebben, voor de Heilige.
Soms redt de Heere op wonderlijke wijze, beantwoordt Hij de gebeden van de Zijnen, stuurt Hij een storm net een andere route op, beschermt Hij ons, geneest Hij, spaart Hij ons van de dood. Maar een andere keer gebeurt dit niet, hoewel er indringend en aanhoudend gebeden is. Ik begrijp dat niet, maar ik ben ervan overtuigd dat we het eenmaal wel zullen begrijpen, als we bij de Heere Jezus zijn. Hij maakt geen fouten. Nooit loopt de situatie Hem uit handen. Hij zit op de troon. Dat mag ons troosten, bemoedigen.
En ondertussen voelen we ons verbonden met allen die getroffen zijn door deze vreselijke rampen. We bidden voor hen, ondersteunen hen.
‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’
In verwachting mogen we uitzien naar de dag dat de Heere Jezus alles nieuw zal maken. Een nieuwe hemel, een nieuwe aarde, het nieuwe Jeruzalem. Nooit meer een orkaan, nooit meer een aardbeving, nooit meer een ramp, nooit meer ziekte, nooit meer dood. Altijd leven, vrede, vreugde, blijdschap…
‘Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
En Hij Die op de troon zit, zei: ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar’ (Openbaring 21:3-5).
Dirk van Genderen