Heere, schenk ons Uw bewogenheid, wijs ons Uw weg…

‘Want ben ik nu bezig mensen te overtuigen, of God? Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn’ (Galaten 1:10).
Voor degenen die Gods Woord brengen – of dat nu is via (s)preekbeurten of via geschreven teksten – is er altijd de verleiding een woord te brengen waarvan je weet dat mensen ervan genieten. De vraag die speelt, is: wil je mensen behagen of God?

Een wat rustiger vakantieperiode biedt tijd voor bezinning. En ik vraag me biddend af wat de boodschap is die nu, najaar 2018, moet klinken. Is dat de boodschap van de spoedige komst van de Heere Jezus? Of de oproep om bewogen te zijn met Israel?

De genoemde punten zijn zeker belangrijk, en moeten ook klinken, maar nu, na de gezegende gebedsbijeenkomst in Buren – ‘Heere, hartelijk dank voor de regen die U gaf en nog zult geven – is het alsof de Heere mij nog verder leidt op de weg van verootmoediging en schuldbelijdenis. Voor mijzelf, voor ons als lezers van de Nieuwsbrief, voor onze kerken en gemeenten, voor ons land en ons volk.
Dit wordt al bevestigd door reacties die ik de afgelopen paar weken heb ontvangen, waarin telkens wordt gevraagd om ook elders in het land gebeds- en verootmoedigingssamenkomsten te houden.
Het is in de handen van de Heere hoe Hij dit verder leidt. Als u hier gedachten over hebt, hoor ik het graag van u.

De boodschap van verootmoediging en schuldbelijdenis wordt – dat merk ik ook – door lang niet iedereen op prijs gesteld. We willen bemoedigd worden, getroost. Geestelijk feest vieren.
Wie hierop inpeelt, wie mensen behaagt, wordt gewaardeerd, geroemd. De boodschap is als een aai over je bol. En sommige predikers worden wellicht geroepen om die boodschap te brengen.

De prediker, de schrijver die allereerst God wil behagen, zal soms te maken krijgen met tegenstand. De boodschap maakt onrustig, prikkelt.
Paulus zegt hierover in Galaten 1:11 en 12: ‘Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie dat door mij verkondigd is, niet naar de mens is. Want ik heb dat ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.’

Zeker, we zullen naar mensen moeten luisteren, open moeten staan voor hun reacties, maar sprekers en schrijvers zullen voor alles de Heere moeten gehoorzamen, zo schrijven, zo spreken als Hij wil. Dat is ook mijn verlangen. Waar zijn de predikers die nog open staan voor de openbaring van Jezus Christus?
Toen ik hierover nadacht, kwam Handelingen 4:13 mij in gedachten: ‘Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en merkten dat zij ongeleerde en eenvoudige mensen waren, verwonderden zij zich en herkenden zij hen als mensen die met Jezus samen geweest waren.’

Deze laatste woorden zijn zo mooi: ‘Zij herkenden hen als mensen die met Jezus samen geweest waren.’ Dit is iets wat je vaker tegenkomt in de Bijbel. Bijvoorbeeld bij Mozes. Toen hij bij God op de berg was geweest, of Hem had ontmoet in de tent van de samenkomst, kwam er een hemelse glans op zijn gezicht, zodat het volk kon zien dat hij God had ontmoet.

Ik hoop dat u zich herkent in dit verlangen om zo met de Heere Jezus te leven, met Hem te wandelen, dat anderen herkennen dat we bij Hem zijn geweest en met Hem leven, met Hem wandelen.
Het is mijn verlangen om voor alles de Heere te behagen. Het is niet altijd gemakkelijk om deze weg te gaan, omdat je vooraf al weet dat sommige mensen zullen steigeren als ze je boodschap horen of lezen. Iedereen is toch gevoelig voor complimenten en schouderklopjes. Niemand vindt het toch leuk om een afwijzing te ontvangen.
En zeker, niet altijd ligt een afwijzing aan de inhoud van de boodschap, maar kan ook worden veroorzaakt doordat de boodschap op een manier wordt gebracht die hoorders en lezers niet aanspreekt.

Uiteindelijk gaat het erom dat de Heere eenmaal zal zeggen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf…’ (Mattheus 25:21 en 23). Soms moet je dan een boodschap doorgeven, waarvan je weet dat die weerstand zal oproepen, omdat je zeker weet dat de Heere wil dat die boodschap klinkt. En als dat zo is, kun je die boodschap ook maar beter brengen.

U zegt misschien: ‘Jouw kijk op de Bijbel is ook gekleurd’. Dat is zeker waar, maar het is mijn verlangen om Gods Woord te kennen en alles daaraan te toetsen. Daar mogen we elkaar op aanspreken. Nu we dichter bij de wederkomst van de Heere Jezus komen, wordt dit steeds belangrijker, omdat de satan weet dat hij nog maar een korte tijd heeft en zich daarom des te meer zal inspannen om zo mogelijk ook de uitverkorenen te misleiden (Mattheus 24:24).

In de boodschap die wordt doorgegeven, zal bewogenheid moeten doorklinken. Omdat God met ons bewogen is. Dat is ook mijn verlangen: om nog meer met mensen bewogen te zijn, vanuit de bewogenheid, de ontferming van de Heere Zelf.
Bewogen met allen, ook met struikelende medechristenen, met mensen die zich niet volledig durven toe te vertrouwen aan de Heere Jezus, met mensen die Hem nog niet kennen, met twijfelaars, met mensen die in onze ogen een zondige weg gaan.

Van de Heere Jezus lezen we in Mattheus 9:36 dat Hij met de diepst mogelijke ontferming bewogen was over de schare die Hem volgde, omdat ze vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben. Zijn bewogenheid met een stervende wereld wordt wel het meest zichtbaar als Hij Zijn leven geeft en Zijn bloed stort aan het kruis van Golgotha.
Het is mijn verlangen, mijn gebed: ‘Geef mij nog meer van Uw genade, Heere Jezus, zodat Uw bewogenheid steeds meer zichtbaar, hoorbaar en leesbaar zal worden in en door mij heen. Tot eer van U en tot zegen van velen.’

Dirk van Genderen