Een zware last, bewogenheid…

Ik ervaar een last die almaar zwaarder wordt. Bewogenheid met medegelovigen die vleugellam zijn geworden door hun geloof in de opname van de gemeente. Sommigen bevestigen dit, erkennen het. Die – te zwartwit gezegd, jazeker – als het ware zitten te wachten tot ze de lucht ingaan om te ontsnappen aan alle ellende op deze aarde.

En natuurlijk geldt dit voor velen niet, die uitzien naar de opname en krachtige getuigen zijn van de Heere Jezus. En toch zijn veel anderen minder of nauwelijks bruikbaar voor God om door Hem ingeschakeld te worden op deze aarde, om de oogst binnen te halen. Omdat ze zo gericht zijn op de opname, op de eindtijd, op Israel, dat dat hen volledig in beslag neemt. Soms grijpt mij dit werkelijk diep aan en voel ik de pijn ervan bijna letterlijk in mijn lichaam.

Kortgeleden vierden we het Pinksterfeest. De Heilige Geest is gekomen om ons onbevreesde getuigen van de Heere Jezus te laten zijn. Getuigen die – absoluut – Zijn spoedige komst verwachten, maar willen werken zolang het dag is.
Omdat er zoveel mensen voor eeuwig verloren dreigen te gaan in de hel omdat ze de Heere Jezus nog niet kennen. Handelingen 4:12 zegt immers duidelijk dat er slechts één Naam onder de hemel gegeven is, waardoor we behouden moeten worden, de Naam van de Heere Jezus. De hel is een realiteit. Wie dat niet meer gelooft, kan zich maar beter geen christen meer noemen. De Bijbel is daar heel duidelijk over.

Na een spreekbeurt kreeg ik eens de opmerking: ‘U hebt fijn gesproken, maar jammer dat u de opname niet hebt genoemd, want dat is toch onze hoop en ons uitzicht.’
Ik dacht en zei: ‘Onze hoop en ons uitzicht is toch niet de opname, maar de Heere Jezus, om nu al met Hem te leven en te wandelen en Hem eenmaal te mogen zien van aangezicht tot aangezicht.’

Als we wachten op de opname die vandaag nog kan plaatsvinden, is er niet heel veel noodzaak om morgen nog actief te zijn in het verkondigen van het Evangelie. Je bent wel in je eigen gemeente bezig met het geloof, wel in je persoonlijke leven, maar het risico is aanwezig dat je minder naar buiten bent gericht. Ik zie het om me heen gebeuren, mensen bevestigen het als ik hierover spreek.

Ook Israel wil ik hier noemen. Zelf voel ik me zeer verbonden met Israel, maar onze gerichtheid op Israel en op het Joodse volk kan zo doorslaan, dat we meer op Israel gericht zijn dan op de Heere Jezus. Ook dat maakt ons minder bruikbaar voor God als onze focus helemaal op Israel en het Joodse volk ligt en minder op de Heere Jezus.

Ten diepste gaat het niet om Israel, gaat het niet om het Joodse volk, gaat het niet om de opname van de gemeente, maar gaat het om de Heere Jezus. We zijn het meest bruikbaar voor Hem als we Hem volkomen zijn toegewijd. ‘Heere, hier is mijn leven, het is voor U, voor U alleen. Gebruik me maar waar U mij gebruiken kunt. Ik wil me verheugen en verblijden in U. U komt alle lof, eer en aanbidding toe.’

Ik vraag me weleens af waarom zoveel christenen zo gehecht zijn aan het geloof in de opname van de gemeente. Het is de ultieme ontsnappingsroute voor de grote verdrukking. En die christenen in de martelkampen in Noord-Korea dan, denk ik … Waarom zijn die christenen nog niet opgenomen? Kan het erger zijn in de grote verdrukking dan daar? Zijn wij trouwens voorbereid op zo’n verdrukking, zo’n vervolging. Dat dringende advies geven de vervolgde christenen ons: bereid je erop voor…

Maar de Bijbel spreekt toch over de opname, reageert u wellicht… Jazeker, 1 Thessalonicenzen spreekt daar heel duidelijk over. Als de Heere Jezus komt, zullen we Hem tegemoet gaan in de lucht om voor altijd bij Hem te zijn. Dat geloof ik vast en zeker, de Bijbel zegt het. We gaan Hem tegemoet als de poorten van de hemel opengaan en Hij komt om Zijn rijk van vrede en gerechtigheid op te richten, om dan voor altijd met Hem te zijn. Is er een heerlijker vooruitzicht, een grotere vreugde? Hij is al onze eer, onze lof en aanbidding waard, de glorie tot in eeuwigheid.

Dirk van Genderen