Dit is een ernstig schrijven. Het is als een last, die moet worden doorgegeven, met het oog op de tijd waarin we leven. De situatie in ons land, in de wereld en in veel kerken is veel ernstiger dan we beseffen. ‘Blaas de bazuin in Sion, sla alarm op Mijn heilige berg’ (Joël 2:1). De bazuin, of zoals er letterlijk staat: de sjofar, moet klinken. Alarm. Ontwaak! De tijd om te slapen, is voorbij.
U denkt misschien: het gaat toch weer beter met de economie, het coronavirus krijgen we wel onder controle… Echter, niet het coronavirus is het grote probleem, maar het zondevirus, de zonde. Jesaja 59:2 zegt dat het de ‘ongerechtigheden zijn die scheiding maken tussen u en uw God.’
Ik ervaar een last, waardoor ik ontroerd raak. Namelijk als ik de geestelijke staat besef waarin ons land zich bevindt. Een aanzienlijk deel van ons volk bungelt aan het zijden draadje boven de hel en dreigt voor eeuwig verloren te gaan. Daarbij denk ik aan iedereen die de Heere Jezus niet kent.
Dit verzin ik niet, dit zegt de Bijbel. Handelingen 4:12 zegt overduidelijk dat er onder de hemel geen andere naam gegeven is om zalig te worden, dan de Naam van de Heere Jezus Christus.
Geestelijk gezien gaat het helemaal niet goed met ons land. Ik meen dat we het geestelijke dieptepunt nog niet hebben bereikt. En dat raakt mij, tot in het diepst van mijn hart.
Wat in het Bijbelboek Ezechiël over het volk Israel en het volk van Juda wordt gezegd, kan bijna één-op-één worden overgezet naar ons land, ons volk. We hebben de Heere verlaten, we hebben Hem de rug toegekeerd, we trekken ons niets meer aan van Zijn heilzame woorden en inzettingen.
U vraagt zich wellicht af waar ik aan denk. Een terechte vraag. Ik denk aan allen die meer gericht zijn op afgoden dan op God. Ga maar lezen in Ezechiël en begin dan aan het begin.
Vul maar in: de afgod geld (de Bijbel spreekt over de Mammon), de afgod seks (porno, overspel, prostitutie etc.), de afgod ‘ik’, de afgod…
En hoewel we ons er nauwelijks druk meer om maken, moet hier ook de massamoord op ongeboren kinderen, euthanasie, prostitutie en het praktiseren van homoseksualiteit worden genoemd. En hoewel wij ons er misschien bij hebben neergelegd en het hebben geaccepteerd, botst dit voor 100 procent met Gods Woord.
We zijn vergeten Israel te zegenen, waardoor we veel zegen zijn kwijtgeraakt. Zelfs vanaf tal van kansels in kerken en gemeenten worden grote vraagtekens bij steeds meer Bijbelwoorden geplaatst. Dat staat er wel, maar wij weten inmiddels beter…
De beslissende vraag is: Zijn wij bereid Gods Woord voor 100 procent te accepteren als gezaghebbend of proberen wij de Bijbel aan te passen aan de praktijk en aan de wetenschap? Meer en meer gebeurt dit laatste. Dan laten we de Bijbel zeggen wat wij willen en dan leggen we God het zwijgen op!
Deze ontwikkelingen grijpen mij aan. Hoe moet het verder? Wat moet er gebeuren? Een voorspelbare reactie van iemand zal wel zijn: ‘Dirk zal wel zeggen dat we moeten bidden en ons moeten verootmoedigen.’ Jazeker, dat is het eerste en het belangrijkste.
Bij Ezechiël zie je dat hij met de Heere worstelt om zijn volk. Kenden wij dat maar meer, dat Gods kinderen zouden worstelen om het geestelijk heil van hun volk.
Doet het u pijn, de geestelijke toestand waarin ons land, ons volk zich bevindt? Dan kan het gebeuren dat je gezicht niet vrolijk staat. Denk maar aan Nehemia. Als hij verneemt hoe het ervoor staat met Jeruzalem en met degenen van Zijn volk die daar zijn overgebleven, dan lezen we zijn reactie in Nehemia 1, vanaf vers 4.
4 Het gebeurde, toen ik deze woorden hoorde, dat ik ging zitten en begon te huilen. Ik bedreef enkele dagen rouw, terwijl ik voor het aangezicht van de God van de hemel vastte en bad.
5 Ik zei: Och, HEERE, God van de hemel, de grote en ontzagwekkende God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen.
6 Laat Uw oor toch opmerkzaam zijn, en Uw ogen open, om te luisteren naar het gebed van Uw dienaar, dat ik heden dag en nacht voor Uw aangezicht bid voor de Israëlieten, Uw dienaren. Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben. Ook ik en mijn familie, wij hebben gezondigd.
7 Wij hebben het grondig bij U verdorven. Wij hebben de geboden, de verordeningen en de bepalingen, die U aan Uw dienaar Mozes geboden hebt, niet in acht genomen.
8 Denk toch aan het woord dat U Uw dienaar Mozes geboden hebt: Als u ontrouw bent, zal Ik u overal onder de volken verspreiden.
9 Maar als u zich tot Mij bekeert en Mijn geboden in acht neemt en die houdt – al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, vandaar zal Ik hen bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik gekozen heb om daar Mijn Naam te laten wonen.
10 Zij zijn toch Uw dienaren en Uw volk, dat U verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw sterke hand.
11 Och, Heere, laat Uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van Uw dienaar, en op het gebed van Uw dienaren, die er vreugde in vinden Uw Naam te vrezen.
Kennen wij iets van deze geestelijke pijn? Dat de geestelijke situatie in ons land ons net zo raakt als destijds Nehemia werd geraakt. Deze zelfde bewogenheid met zijn volk komen we ook tegen bij Daniël. Leest u maar in Daniël 9, zijn aangrijpende gebed en schuldbelijdenis.
Ik hoop en bid dat er lezers zijn die zich hierin herkennen. Er zijn genoeg mensen die niet verder komen dan alleen ‘ach en wee’ roepen over de huidige situatie.
Het is mijn verlangen en ook mijn gebed dat er velen zullen zijn die weten wat het is om met de nood van ons volk tot de Heere te gaan, vanuit het vaste geloof en vertrouwen dat alleen Hij uitkomst, herleving en opwekking kan schenken.
Nehemia was de schenker van de koning. Hij smeekt de Heere om hem barmhartigheid te schenken als hij bij de koning komt. Wat er dan gebeurt, lezen we in het volgende hoofdstuk, in het tweede en derde vers.
2 Toen zei de koning tegen mij: Waarom staat uw gezicht zo verdrietig, terwijl u toch niet ziek bent? Dit is niets anders dan hartenpijn. Toen werd ik heel erg bevreesd.
3 Ik zei tegen de koning: Moge de koning in eeuwigheid leven! Waarom zou mijn gezicht niet verdrietig staan, als de stad, de plaats van de graven van mijn vaderen verwoest ligt en zijn poorten door vuur verteerd zijn?
Ook ons land ligt geestelijk grotendeel in puin, de poorten zijn verteerd, het kwaad komt in vloedgolven naar binnen en stroomt ook tegen de muren van onze kerken en gemeenten aan en soms zelfs naar binnen.
Is het u wel eens gevraagd: ‘Waarom staat uw gezicht zo verdrietig?’ Het overkwam mij een keer dat ik in een samenkomst over deze dingen sprak. Na afloop zei iemand tegen mij: ‘U sprak goed, maar ik vond het wel jammer dat u er niet vrolijk bij keek.’
Beste mensen, soms kun je niet vrolijk kijken. Als je volk geestelijk zo ziek is, en je de pijn daarover letterlijk ervaart, dan kun je niet lachen en vrolijk zijn, maar kunnen zelfs de tranen in je ogen springen.
Nehemia vindt genade in de ogen van de koning en krijgt toestemming om naar Jeruzalem te gaan om de stad te herbouwen. Nadat hij in Jeruzalem is aangekomen en de stad heeft geïnspecteerd, gaat hij in gesprek met de Joden, de priesters, de edelen, de machthebbers en anderen. En hoe zorgwekkend de situatie ook is, Nehemia weet het zeker: De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen (Nehemia 2:20).
Na het herstel van de muur en van de stad volgt het geestelijk herstel van het volk. Nehemia begint met gebed, en komt vervolgens in actie. Hij onderzoekt eerst nauwkeurig de situatie waarin Jeruzalem zich bevindt. Hij gaat aan de slag, neemt de leiding voor de herbouw op zich en gaat het volk voor in verootmoediging, bekering en toewijding aan de Heere.
Dit is ook de weg die wij mogen gaan. Als de Heere ons de nood van het volk op ons hart legt, zal dat geestelijk pijn doen. Roep als Nehemia tot de Heere Jezus om genade en ontferming. En zoals Nehemia in actie kwam, zo wil Hij ook ons gebruiken om voor ons volk tot zegen te zijn. In deze laatste dagen voor Zijn komst in heerlijkheid. Gered om te redden.
Dirk van Genderen