De toestand in de wereld ziet er niet erg rooskleurig uit. Maar ook in ons eigen leven kan het een toestand zijn: zorgen, angsten, ziekte, spanningen, conflicten, eenzaamheid en vult u maar in. Soms door eigen schuld, soms ook niet. Iemand in de Bijbel die dit ook kende, was David.
We lezen in 1 Samuel 21 dat David op de vlucht was voor koning Saul en een veilig heenkomen zocht in Gath, bij koning Achis. Je leest nergens dat hij daarbij de Heere raadpleegde. Daar ging het al mis. Hij koos er voor naar de vijand, naar de Filistijnen, te vluchten. De knechten van de koning waarschuwen hem voor David. Wie weet wat David van plan is. David ontdekt dat en wordt dan zeer bang voor koning Achis. Hoe kan hij nog ontsnappen en zijn leven redden?
Psalm 56 geeft aan dat David in zijn nood tot God roept om bescherming en verlossing. David weet dat Hij de enige is Die Hem nog kan redden. Hij ontvangt wijsheid van de Heere om een vluchtplan te bedenken. 1 Samuël 21:13 zegt: ‘Daarom vertrok hij zijn gezicht voor hun ogen en gedroeg hij zich in hun handen als een waanzinnige. Hij krabbelde aan de poort en liet zijn speeksel in zijn baard lopen.’
Toch is dit voor David een vreselijke vernedering. De tot koning gezalfde David ziet geen andere uitweg dan zich aan te stellen als een waanzinnige. Dat kan er gebeuren als je een weg gaat, zonder de Heere erbij te betrekken.
Toch ontfermt God Zich over David. Hij moet immers koning worden. Het is genade van Hem dat Davids plan slaagt. Koning Achis zegt tegen zijn dienaren dat ze deze krankzinnige man weg moeten jagen. Aan zo iemand heeft hij zeker geen behoefte.
Je leest er niets over, maar wat zal David zich achteraf geschaamd hebben voor zijn vlucht naar koning Achis en voor zijn wanhoopsactie. Hij zal ook de Heere gedankt hebben voor Zijn redding en Zijn bescherming.
Psalm 34 en Psalm 56 zeggen daar heel mooie dingen over. In Psalm 56 grijpt David terug op die zeer bedreigende uren, dat de Filistijnen hem gegrepen hadden in Gath.
‘Wees mijn genadig, o God, want de sterveling wil mij opslokken; de hele dag onderdrukt mij de bestrijder. Mijn belagers willen mij de hele dag opslokken, want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste’ (vers 2 en 3).
Tegelijk spreekt hij zijn vertrouwen uit in God: ‘Op de dag dat ik vrees, vertrouw ik op U. In God prijs ik Zijn Woord, op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou een schepsel mij kunnen doen?’ (vers 4 en 5).
Misschien herkent u zich wel in de situatie van David. U bevindt zich ook in een Gath-situatie. U weet niet meer hoe het verder moet. Dat kan een huwelijksconflict zijn, een dreigende echtscheiding, een ontslag, een ernstige ziekte, financiële tegenslag, een verslaving, het overlijden van een geliefde… vult u maar in.
Ik bid dat de Heere Jezus u genade geeft om de weg te gaan die David ging, de weg naar Hem toe. Je schaamt je misschien voor wat je hebt gedaan, maar bij Hem ben je altijd welkom.
‘Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, en mij gered uit wat ik vrees,’ belijdt hij in Psalm 34:5.
David beseft dat hij zichzelf in de moeilijkheden heeft gebracht. Hij zal zijn zonden hebben beleden. ‘Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden’ (vers 6).
Gaat u voor uzelf beide psalmen maar eens lezen. En misschien moet je ze wel een aantal dagen elke dag weer opnieuw lezen, om de inhoud nog beter tot je door te laten dringen.
U vraagt zich misschien af waarom ik hierover schrijf. Wellicht leidt de Heere het zo door Zijn Geest. De afgelopen dagen kreeg ik telkens de woorden ‘Smaakt en ziet dat de HEERE goed is’ (Psalm 34:9a) in gedachten. Zo staat het in de Statenvertaling, waarmee ik ben opgegroeid en die mij dierbaar is.
De HSV heeft hier: ‘Proef en zie dat de HEERE goed is.’ David heeft ervaren, geproefd, gesmaakt dat de HEERE goed is. Hij heeft met zijn eigen ogen gezien dat de Heere hem bevrijdde uit de hand van de Filistijnen. De Heere heeft Hem gered, beschermd. Hij is goed voor Hem geweest.
Het is een aansporing van David: Mensen, ga ook deze weg! Vertrouw op de Heere, in welke omstandigheden je je ook bevindt. Dan zul je proeven, smaken en zien dat de Heere goed is.
Betekent dit dat dan alle problemen worden opgelost? Dat niet. In vers 20 van Psalm 34 klinkt het: ‘De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dat alles redt de HEERE hem.’
In dit leven vloeien soms onze tranen. Tranen van verdriet, van rouw, van tegenslagen, van teleurstelling, van pijn, van angst… Maar de Heere ziet onze tranen. ‘U hebt mijn omzwervingen geteld, doe mijn tranen in Uw kruik. Staan zij niet in Uw register?’ (Psalm 56:9). Daar wist David ook van.
In Psalm 56:4 riep hij het nog uit: ‘Op de dag dat ik vrees, vertrouw ik op U.’
Maar in vers 12 zingt hij: ‘Ik vertrouw op God, ik vrees niet; wat zou de mens mij kunnen doen.’
David had zijn les geleerd van wat hem was overkomen bij koning Achis in Gath. Eerst vreesde hij voor de Filistijnen, maar nu vertrouwt hij op de Heere. Nu kan hij getuigen: ‘Ik vertrouw op God, ik vrees niet.’
Dit wil de Heere ons ook leren. Om in alles ons vertrouwen op Hem te stellen. Ook al veranderen de omstandigheden misschien niet direct in uw leven. Je man of je vrouw komt niet opeens terug op het besluit om je verlaten. De ziekte is er nog. Je pijn is niet minder geworden. Maar met de Heere wordt toch alles anders. Ik weet het uit mijn eigen leven en vele anderen kunnen er ook van getuigen.
De Heere Jezus is bij machte wonderlijke dingen in ons leven te doen. Hij kan gebroken huwelijken herstellen, Hij kan ziekte genezen, Hij kan je een nieuwe baan geven, Hij kan voorzien in de nood… Hij kan je zoon of je dochter, je kleinkind, dat niets meer van de Heere wilde weten, weer terugbrengen bij Hem.
Maar ook al gaat de weg anders dan je had gehoopt of gedacht, Hij gaat mee. ‘De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren,’ zegt David in Psalm 34:23. ‘Allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard.’
En eenmaal komt de dag dat alle tranen van onze ogen zullen worden afgewist, zegt Openbaring 21:4. Dan zal er geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht of moeite. ‘Hij Die op de troon zit, zegt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ (Openbaring 21:5).
Dirk van Genderen