‘Kom, laten we terugkeren naar de HEERE’

‘Ik ga terug naar Mijn woonplaats, totdat zij zich schuldig weten en Mijn aangezicht zoeken. In hun benauwdheid zullen zij Mij ernstig zoeken.’ Woorden van God in Hosea 5:18 tot Zijn volk Israel en Juda.
Daarna volgen de woorden die boven dit commentaar staan: ‘Kom, laten wij terug keren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden’ (Hosea 6:1).
Jaren geleden zou ik ergens op een conferentie over deze woorden spreken, maar door ziekte moest ik dat helaas afzeggen. Nu moest ik er weer aan denken, met het oog op de tijd waarin wij leven.

In Hosea 5 gaat het over Israel en Juda, die de afgoden waren gaan dienen en God de rug toekeerden. De priesters en de koningen gingen het volk voor op deze dwaalweg.
Vers 4 zegt: ‘Hun daden zijn er niet op gericht zich tot hun God te bekeren, want de geest van hoererij is in hun midden, en de HEERE kennen zij niet. ‘

Wat moet dit voor de Heere betekend hebben. Zijn volk, dat Hij had afgezonderd van alle volken, om tot een licht in deze wereld te zijn, een getuigen van Hem, diende nu de afgoden. Ze hoereerden, pleegden overspel met de goden van de heidense volken.
Schokkend zijn de woorden in vers 6b en 7a: ‘Hij heeft Zich aan hen onttrokken, zij hebben trouweloos gehandeld tegen de HEERE.’

De HEERE heeft Zich aan hen onttrokken. Is er iets ergers denkbaar? Nee toch? Hij kondigt Zijn oordelen aan als het volk zich niet bekeert en terugkeert tot Hem.

De situatie in Israel en Juda was niet zo heel anders als de situatie waarin wij ons bevinden. Als land en als volk hebben wij toch ook de Heere verlaten en dienen we de afgoden. We denken beter af te zijn zonder God, zodat we zelf kunnen beslissen wat we doen en laten. Vier het leven. Pluk de dag. Leef met wie je wilt en hoe je wilt.

En ja, ook in ons land is er nog een overblijfsel dat de knie voor Baäl niet buigt. God zij dank. Hoeveel het er zijn? De Heere weet het.
En zoals de Heere wachtte op Israel en Juda, tot zij zich schuldig wisten voor Hem, zich verootmoedigden en Zijn aangezicht ernstig zochten, zo geloof ik dat de Heere ook op ons wacht. En ik denk wel allereerst op Zijn gemeente.

Dat wij nog niet verwoest zijn, betekent dat de Heere ons nog genadig wil zijn. Maar proeven we iets van de benauwdheid, waarover vers 15 spreekt: ‘…in hun benauwdheid zullen zij Mij ernstig zoeken…’
Raakt de geestelijke noodsituatie in ons land ons nog? Brengt dat ons in de schuld, in de benauwdheid? Of verheffen we ons erboven? Dat kan. Dat we neerkijken op het zondige volk: wij zijn immers Gods volk en doen daar niet aan mee.

Toch is de houding van Hosea anders. En dat zie je eigenlijk altijd in de Bijbel. Je ziet het bij Paulus, bij Mozes, bij Daniël, bij Ezra, bij Nehemia. Hosea beseft dat hij deel uitmaakt van het volk. Hij zegt niet: ‘Keren jullie maar terug naar de Heere, dat heb ik niet nodig, ik ben immers Zijn profeet.’
Nee! Hij neemt als het ware zijn volk bij de hand, maakt zich één met zijn volk: ‘Kom, laten wij wederkeren naar de HEERE’ (Hosea 6:1).
WIJ, met grote nadruk. Ook ik. Laat dat ook onze houding zijn. Dat we net zo geraakt zijn door de geestelijke noodsituatie in ons land als Hosea toen.
En hij weet het: ‘De HEERE heeft ons verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden.’

Er rustte geen zegen op het verlaten van de Heere. We zien het in kerkelijk Nederland, we zien het in ons land. Maar, met Hosea, roep ik het u toe: Als we ons voor de Heere verootmoedigen, terugkeren tot Hem, dan zal Hij ons genezen en verbinden. Hij zal ons levend maken, geestelijk doen herleven (vers 2). ‘Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan.’

Wie is er opgestaan op de derde dag? De Heere Jezus. Zijn volbrachte werk aan het kruis van Golgotha is de enige grond voor geestelijk herstel.  
We herdenken Zijn lijden, sterven en opstanding deze weken, nu we toeleven naar Goede Vrijdag en Pasen. Dat het ons gebed zal zijn dat, zoals Hij is opgestaan, Hij ook in onze kerken en gemeenten, in ons land en ons volk en ook in ons eigen leven een geestelijk opstanding, een geestelijke herleving zal schenken.

‘Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen…’ (Hosea 6:3). Is dat ook uw verlangen? Om ernaar te jagen de Heere te kennen. Achter Hem aan, menselijkerwijs gezegd. Om Hem te kennen, om Hem beter te leren kennen.
Zoals Filippenzen 3 het zo mooi zegt: ‘…opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding… (vers 10).

‘Heere, zo komen we tot U, in verootmoediging, met belijdenis van onze zonde en schuld, pleitend op het offer dat U gebracht hebt aan het kruis, wees ons, wees onze kerken en gemeenten, wees ons land en ons volk genadig. Doe ons herleven, genees ons, maak ons levend. Tot eer van Uw grote Naam en tot zegen van velen.’

Dirk van Genderen