Sommige lezers hebben wellicht wel eens gehoord van evangelist Leonard Ravenhill (1907-1994). Onlangs las ik een uitspraak van hem, die hij deed op 86-jarige leeftijd: ‘Als ik meer tijd in gebed had doorgebracht met God, in plaats van druk te zijn met preken en alle andere dingen om de wereld te veranderen, zou ik een andere man zijn geweest.’ En juist Ravenhill was al iemand met een intens gebedsleven. Hele dagen bracht hij soms door in gebed.
Ik vind dit zeer herkenbaar. Vaak zijn we drukker voor de Heere en met andere dingen, dan dat we tijd doorbrengen met Hem. Aan zijn voeten, in Zijn tegenwoordigheid. Diep in ons hart vinden we dat misschien wel verspilde tijd. Het gaat toch om wat je doet…
Toch is dit de beste plaats, bij de Heere. Wij beoordelen een christen vaak aan zijn zichtbare activiteiten in de dienst van God. Maar Hij ziet ons hart aan. Is ons hart toegewijd aan Hem? ‘Heere, ik wil er zijn voor U, mij in U verheugen. Hier is mijn leven… het is voor U, voor U alleen.’
Hoeveel van zulke gelovigen, die deze intimiteit met de Heere Jezus kennen, zijn er nog in ons land? Meer dan wij denken, daar ben ik vast van overtuigd. Laten we niet doen alsof de Heere ons land heeft verlaten. Daar doen we Hem tekort mee. Hij leeft, Hij werkt, onder ouderen en onder jongeren. Dat geeft mij hoop voor ons land en voor ons volk. Omdat we een levende God hebben, voor wie niets te wonderlijk is.
Verschillende teksten komen mij in gedachten, ter bemoediging, ook voor u.
‘Ik heb veel volk in deze stad’ (Handelingen 18:10).
‘Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben’ (Romeinen 11:4).
‘Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden’ (Ezechiël 9:4).
Zijn wij als volgelingen van de Heere Jezus verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van ons volk? Ik meen van wel. We laten teveel het geestelijk welzijn van ons land uit onze vingers glippen, door te laten gebeuren dat de zonden en de ongerechtigheid in dit land meer en meer toenemen.
Kunnen wij dit dan tegenhouden? Zeg niet te snel ‘nee’. Wijs niet te snel naar al degenen die in zonden leven.
Raakt het ons dat een groot deel van ons volk voor eeuwig verloren dreigt te gaan? Handelingen 4:12 zegt immers dat er maar één weg tot de redding, tot het behoud is: ‘En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.’
We zien het gebeuren en stellen onszelf zo vaak gerust door tegen elkaar te zeggen dat het richting de wederkomst van de Heere Jezus geestelijk steeds donkerder zal worden.
Laten we de Heere bidden dat Hij door de Heilige Geest Zijn bewogenheid in ons hart uitstort. Bewogenheid die de Heere Jezus deed uitroepen: ‘Jeruzalem, Jeruzalem (…) hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels…’ (Mattheus 23:37).
Kennen we iets van de verootmoediging van Daniël, die het in zijn aangrijpende gebed in hoofdstuk 9 uitroept: ‘…wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld (…) bij ons is de schaamte op het gezicht (…) omdat we tegen U gezondigd hebben. (…) Heere, luister. Heere, vergeef. Heere, sla er acht op en doe het, wacht niet langer – omwille van Uzelf, mijn God’ (vers 5, 7, 8, 19).
Raakt het ons nog dat onze buren, onze familie, onze collega’s, onze landgenoten steeds minder van het christelijk geloof willen weten? Veel gelovigen voelen zich de verliezers. Ze schamen zich voor het Evangelie en ten diepste voor de Heere Jezus.
De zendeling Jonathan Edwards (1703-1758) bad vaak: ‘O God, stamp de eeuwigheid in mijn gedachten, zodat ik alles zie met de eeuwigheid voor ogen.’ Het gevolg was de Eerste Grote Opwekking in Amerika.
Ravenhill merkte op: ‘Al zouden we slechts vijf minuten in de eeuwigheid kunnen kijken, dan zou dat ons totaal veranderen. Dan zouden we ons leven volledig aan de Heere toewijden en huilen om de zonden.’
Laten we eens nagaan wat in ons leven echt waarde heeft voor de eeuwigheid.
Dat moment dat u zich als een barmhartige Samaritaan inzette voor iemand die hulp nodig had…
Die dag dat u het Evangelie deelde met iemand die op zoek was naar de waarheid…
Die beslissing om een bedrag over te maken voor de verkondiging van het Evangelie…
Die nacht dat u urenlang in gebed was voor uw zoon die de Heere de rug heeft toegekeerd…
Die dag dat u de Heere om genade bad voor de Messiasbelijdende Joden in Israel, voor de vervolgde christenen, voor ongeboren kinderen…
Het is mijn gebed: ‘Heere, leer mij bidden, geef mij de vreugde om in Uw nabijheid te zijn. Laat het niet de laatste plaats zijn waar ik heen vlucht in nood, maar laat dit de plaats zijn die op nummer 1 staat, elke dag, om voortdurend in Uw aanwezigheid te zijn, met U te leven en met U te wandelen, vervuld met Uw Geest.
Ik wil leven met Uw Woord, in Uw Woord. Uw woorden, die eeuwig zijn, levend en krachtig. En geef mij genade zicht te houden op de eeuwigheid, op Uw eeuwigheid. Wat kan er heerlijker zijn dan eenmaal voor altijd bij U te zijn. Bij U Die we zo liefhebben, omdat U ons eerst hebt liefgehad. Geprezen zij Uw grote Naam!’
Dirk van Genderen