Weet u aan wie de Heere Jezus het eerst verscheen na Zijn opstanding? Als wij daarover mochten beslissen, hadden we wellicht gekozen voor Johannes, de discipel die Jezus liefhad. Of voor Maria, Zijn moeder. Petrus lag niet zo voor de hand, omdat hij Hem immers driemaal had verloochend. Toch verscheen de Heere Jezus als eerste aan iemand anders. En nog wel aan een vrouw. Bijzonder! Zij wordt de eerste verkondigster van het opstandings-Evangelie.
Wanneer we de vier Evangeliën naast elkaar leggen en met elkaar vergelijken, is er maar één conclusie mogelijk. De Heere Jezus verscheen als eerste aan Maria Magdalena. In Markus en Johannes wordt dat ook duidelijk vermeld.
Markus 16:9 en 10 zegt:
10. En toen Jezus opgestaan was, ’s morgens vroeg op de eerste dag van de week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit wie Hij zeven demonen uitgedreven had.
11. Die ging heen en berichtte het aan hen die bij Hem geweest waren, die treurden en huilden.
Johannes 20:14b, 15a, 16-18 zegt:
14b. …keerde zij zich naar achteren en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15a. Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u…
16. Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17. Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, naar Mijn God en naar uw God.
18. Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
Wie was deze Maria Magdalena? Lukas 8:2 zegt dat de Heere Jezus bij haar zeven demonen heeft uitgeworpen. Lukas vertelt ons dat enige vrouwen de Heere Jezus volgden en Hem dienden, wellicht ook met hun bezittingen. Dat was in die tijd heel ongebruikelijk. Vrouwen werden als minderwaardig beschouwd, maar zo gaat Hij niet met hen om.
Lukas 8 noemt drie vrouwen bij naam: Maria Magdalena, wat betekent dat ze uit het plaatsje Magdala afkomstig is, aan de westoever van het Meer van Galilea; Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes en Susanna. En nog vele anderen, voegt vers 3 eraan toe.
Over deze vrouwen wordt gezegd dat ze van boze geesten en ziekten zijn genezen, door de Heere Jezus. Van Maria wordt specifiek gezegd dat van haar zeven demonen waren uitgegaan. Zeven houdt in dat ze ernstig bezeten was. Jezus had haar ervan bevrijd.
Er zal een bijzondere band zijn ontstaan tussen de Heere Jezus en Maria Magdalena. Haar dankbaarheid zal zeer groot zijn geweest, over die bevrijding van bezetenheid. En van wie veel vergeven is, heeft veel lief, zei de Heere Jezus eerder al over een andere vrouw die Zijn voeten zalfde met zeer kostbare zalf uit een albasten fles (Lukas 7:36-50). Er is echter geen enkele aanwijzing dat die vrouw Maria Magdalena was, zoals sommigen wel veronderstellen.
Er wordt nogal eens gesuggereerd, zeker in boeken en films, dat de relatie van Maria Magdalena met de Heere Jezus verder ging dan wat de Bijbel zegt, maar het is Godslasterlijk om dat te veronderstellen.
Maria Magdalena is een volgeling geworden van de Heere Jezus. Een discipel. Ze volgde Hem terwijl Hij onderweg was en het Evangelie verkondigde. Hij was haar Bevrijder, haar Verlosser, haar Redder. Ze was er getuige van toen Hij werd gekruisigd. Ze ging mee naar het graf toen Hij werd begraven.
En na de sabbat ging ze heel vroeg op de eerste dag van de week, toen de zon opkwam, naar het graf met specerijen, om het lichaam van de Heere Jezus te verzorgen. Er was zoveel liefde in haar hart voor Hem. Niets was haar teveel.
Maar de Heere Jezus wilde haar nog meer leren. In haar gedachten had ze een dode Jezus, maar Hij wilde haar laten zien dat Hij dood en graf overwonnen had, dat Hij leeft. Speciaal haar had Hij uitgekozen als de eerste aan wie Hij zou verschijnen na Zijn opstanding. Niet aan één van de discipelen, die Hem allemaal in de steek hadden gelaten, maar aan haar.
Het was Gods Geest die haar naar het graf bracht. Zoals Hij ook in ons het verlangen wil geven om bij de Heere Jezus te zijn, een diep verlangen om Hem meer en beter te leren kennen. ‘Heer, U bent al mijn liefde waard, doe mij Uw heerlijkheid zien.’ Kent u die liefde tot Hem? ‘We hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad,’ zegt 1 Johannes 4:19 zo treffend.
Als de vrouwen op die ochtend van de opstanding bij het graf komen, zien ze dat de steen van het graf is weggerold en dat het graf leeg is. De Heere Jezus is weg. Dan zien ze twee mannen, in blinkende gewaden: engelen. ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan’ (Lukas 24:5-7).
Dan herinneren ze zich weer de woorden van hun Heere. Ze snellen terug naar de discipelen om hun te vertellen dat Jezus niet meer in het graf ligt. Ook Petrus en Johannes willen dat zien en constateren dat het graf inderdaad leeg is. Ze zien de doeken liggen, waar Jezus in was gewikkeld en de zweetdoek opgerold op een aparte plaats.
Maria Magdalena is met hen meegegaan. Zij is nu al voor de tweede keer bij het lege graf. De discipelen gaan weer terug, maar Maria Magdalena blijft achter. Huilend, zegt Johannes 20:11 en opnieuw buigt ze zich voorover en kijkt ze in het lege graf.
De beide engelen zitten er nog steeds. Het zijn Gods getuigen van de opstanding. Maar Hij wil een mens inschakelen om getuige te zijn van de opstanding van de Heere Jezus.
Maria keert zich om en ziet iemand staan, maar weet niet dat het Jezus is. ‘Vrouw, waarom huilt u, wie zoekt u’, vraagt Hij aan haar (vers 15).
Eerst denkt ze dat het de tuinman is. Wellicht ziet de Heere Jezus er anders uit, of kan ze door haar tranen Hem niet goed zien.
Als Jezus dan tegen haar zegt: ‘Maria’, herkent ze Hem meteen. Wie kan haar naam zo uitspreken als Hij? Haar droefheid verandert ogenblikkelijk in blijdschap.
Het is een bevestiging van Johannes 10, over de Goede Herder. Zijn schapen horen Zijn stem, Hij roept hen bij hun naam en ze kennen Hem. Zo ging het bij Maria en zo mogen ook wij Zijn stem horen en weten: Hij is het, de Heere Jezus, mijn goede Herder. Wat een vreugde!
‘Rabboeni’, reageert ze. Ze zegt niet: ‘Rabbi’, wat meester betekent, maar: ‘Rabboeni’: mijn Meester. Dat tekent haar innige band met Hem. Blijkbaar pakt Maria dan de Heere Jezus vast bij Zijn handen of voeten, wil ze Hem bij zich houden, want in het volgende vers zegt Hij tegen haar: ‘Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader.’
Pas daarna zal Hij terugkomen en zal de hereniging voor altijd zijn. ‘Als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben’ (Johannes 14:3).
Maria Magdalena krijgt dan een bijzondere opdracht van de Heere Jezus. Ze moet de opstandingsboodschap gaan verkondigen aan de discipelen. In een tijd waarin vrouwen niet zoveel voorstelden, kiest de Heere Jezus een vrouw voor die bijzondere taak.
‘Ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God’ (vers 17). Na Zijn lijden, sterven en Zijn opstanding noemt de Heere Jezus hen: ‘Mijn broeders’. Ze horen bij Hem. Ze noemt Hij ook u, jou, mij, als we in Hem geloven: ‘Mijn broeder, Mijn zuster.’ Wat een genade, voor een voorrecht.
De Heere Jezus leeft! Hij is opgestaan. En in verwachting zien we uit naar die dag dat we Hem zullen zien, Hem Die we zo liefhebben, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Met kracht heeft Hij bewezen de Zoon van God te zijn door Zijn opstanding uit de doden (Romeinen 1:4).
Ik wens u rijk gezegende Paasdagen toe!
Dirk van Genderen
Geplaatst op vrijdag 29 maart 2024 om 13:54
Beste Dirk,
Voorgangers gebruiken de Bijbel heel vaak om vrouwen te kleineren, alsof zij minder zijn dan hen. Maar in mijn leven hebben de geschriften van Corrie ten Boom en Joni Eareckson-Tada een grote rol gespeeld. En ik geloof, dat vrouwen ook evangelisten mogen zijn. Vooral in een tijd als deze waarin weinig mannen het geestelijk werk willen doen, omdat er een gebrek is aan goede geestelijke leiders, geloof ik zeker in Debora’s (Richteren 4 en 5) voor deze tijd.
Groeten van San
Geplaatst op zaterdag 30 maart 2024 om 20:20
Er voltrekt zich een golf van antisemitisme, zoals u in de Nieuwsbrief schrijft, niet alleen over de heidenwereld, maar zeker ook over onze kerken en niet te vergeten de [hoge] scholen, vergelijkbaar met de jaren 1930. Enige jaren geleden hadden wij een reis naar Israel o.l.v. een geliefde herder en leraar. Die heeft op de berg Gerazim een preek gehouden over het optrekken van hen die Israel niet gunstig gezind zijn en die Zijn land willen verdelen.
Geplaatst op zondag 31 maart 2024 om 0:09
Juist dat, dat de Heere Jezus aan een vrouw verschijnt, dan draait dat om het mens-zijn. Juist een vrouw haar liefdesband met haar Zaligmaker, en dan valt dat toch zo mee. Juist een vrouw, want zij mag het gaan vertellen dat de Zaligmaker is opgestaan. Jezus, Redder en Verlosser, de Heere is haar verschenen. En dan de eeuwige trouw van deze Zaligmaker, nu de weg geopend is, mogen we tot Hem vluchten. Hij Die roept: Kom, alle dingen zijn gereed, de Meester is daar en Hij roept u.
Geplaatst op maandag 1 april 2024 om 14:57
U schrijft: Sta op tegen antisemitisme, nù!
Ik pijnig mijzelf met de vraag: Hòe?! Hoe dan?
Bidden, ja natuurlijk. Maar kunnen wij onze Joodse medeburgers beter beschermen tegen isolatie dan we in 40-45 gedaan hebben?
De Deense koning zou ooit gezegd hebben: ‘Als de Joden een Davidster moeten dragen, dan moeten àlle Denen een Jodenster dragen.’ Identificeren. Zoals ‘Je suis Charley’
Zou U iets willen schrijven over wat wij praktisch kunnen doen in onze tijd?
Geplaatst op dinsdag 2 april 2024 om 10:46
Hallo Dirk, uw overdenking heeft mij tot diep in mijn ziel ontroerd, zo diep, dat de Heer mij heeft laten zien dat ik Zijn genade niet kan verdienen. Toch ben ik door Hem gered en verlost van vele demonische activiteiten en gebondenheid. Ik heb vele trauma’s opgelopen in mijn kindertijd en jeugd, waardoor ik mijn hart verhardde. Jezus is bezig met mij, vanaf het moment dat ik mijn leven aan Hem gaf. Ik heb tot mijn grote verbazing tijdens het lezen van uw overdenking erg moeten huilen. Misschien heeft u tijd om mij in uw gebeden op te nemen. Ik wens u Gods zegen toe. Bij al uw taken met vriendelijke groet en een fijne tijd verder.
Geplaatst op dinsdag 2 april 2024 om 14:13
Het was de vrouw die als eerste at van de boom van kennis van goed en kwaad. Haar blijk was niet meer gericht op de Boom des Levens.
De Boom des levens is het symbool van Christus Jezus de Opgestane Heer.
Christus Jezus verscheen na Zijn Opstanding het eerst aan de vrouw. In Hem is immers HET (eeuwig) LEVEN.
De vrouw werd daarmede weer geplaatst op de plek waar zij voor haar zonde in het Hof in Eden, behoort te staan. Namelijk: haar blik MOET gericht zijn en blijven op de Boom des Levens. (mijn idee)