Sta op voor Israel, zeker nu!

Iran speelt met vuur door het conflict met Israel op scherp te zetten. Komt er een verwoestende aanval? De leiders van dit land beseffen niet dat ze zich keren tegen de God van Israel. Dit strijd zullen ze altijd verliezen. Of misschien beseffen ze het ook wel, maar laten ze zich leiden door satanische machten. Laten wij als gelovigen meestrijden met Israel, met het Joodse volk. In onze gebeden en door onze stem te verheffen.

Zijn wij machtig? Nee! Hebben wij een leger om in te grijpen? Nee! Hebben wij de middelen om bij de Verenigde Naties te lobbyen voor Israel? Nee!
Zijn wij dan machteloos? Volstrekt niet! Ons staat een machtige Held terzijde. De God van Israel. De komende Messias. De krachtige Heilige Geest.

In deze zin zijn we een machtig leger. Machtig, krachtig in Hem. In Zijn Naam mogen we de strijd aangaan tegen de boze machten in de geestelijke gewesten die zich opmaken om Israel te vernietigen. Maar dat zal niet gebeuren! God zal Zijn volk, dat Hij weer in hun eigen land heeft gepland, het land dat Hij hun Zelf gegeven heeft, nooit meer daaruit laten wegrukken (Amos 9:15).

Een geestelijke strijd
Wat nu gebeurt in het Midden-Oosten is een geestelijke strijd. Een strijd om de macht. De strijd om Israel, om Jeruzalem, om de Tempelberg. Een strijd die ook speelde in de tijd van Nehemia, tijdens de herbouw van de tempel, waarover we lezen in het Bijbelboek Nehemia.

Nehemia krijgt van koning Arthahsasta van Babel toestemming om het in puin liggende Jeruzalem te gaan bekijken en herbouwen. Eerst had hij zich voor de Heere verootmoedigd en de zonden van hemzelf, van zijn familie en van zijn volk beleden.
Wanneer de vijanden van Israel – vertegenwoordigd door Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonitische dienaar – de plannen van Nehemia ontdekken, worden ze razend.
Prachtig is dan de belijdenis die Nehemia uitspreekt: ‘De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen. Maar u hebt geen deel, geen recht, en geen herinnering in Jeruzalem’ (Nehemia 2:20).

Dan begint de herbouw van de stad, evenals ook vandaag de herbouw van het ooit verwoeste Jeruzalem, van heel Israel, nog gaande is. Het werk is al ver gevorderd, maar het is nog niet voltooid.
Als Sanballat hoort dat de muur wordt herbouwd, ontsteekt hij in woede en raakt hij zeer geërgerd (Nehemia 4:1). Hij bespot de Joden. En Tobia, de Ammoniet, valt hem bij.

Nehemia zegt dan: ‘Hoor, onze God, dat wij een voorwerp van verachting zijn en doe hun smaad terugkeren op hun eigen hoofd. (…) Bedek hun ongerechtigheid niet en laat hun zonde niet uitgewist worden voor Uw aangezicht, want zij hebben U getergd tegenover de bouwers’ (Nehemia 4:4 en 5).
De dreiging neemt toe. Tobia, Samballat, de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten spannen samen om tegen Jeruzalem te strijden en verwarring te stichten.

Bidden en strijden
Het is een vergelijkbare situatie met vandaag. Dreiging en strijd. Verwarring. En wat doet Nehemia, wat doen de Joden? ‘Maar wij baden tot onze God en plaatsten een wacht tegen hen, dag en nacht’ (Nehemia 4:9).
Zelfs de Joden die te midden van hun vijanden wonen, dringen er bij de bouwers op aan om te stoppen met de herbouw van de stad. Maar Nehemia en de bouwers gaan door. Nehemia stelt zwaarbewapende mannen op, met zwaarden, speren en bogen om de stad en de bouwers te beschermen. De bouwers hebben hun zwaard aan hun heup en hun gereedschap in hun hand.

En Nehemia bemoedigt hen: ‘Wees niet bevreesd voor hen. Denk aan de grote en ontzagwekkende Heere, en strijd voor uw broeders, uw zonen en dochters, uw vrouwen en uw huizen’ (Nehemia 4:14).

Als Sanballat, Tobia en Gesem, de Arabier en de overige vijanden horen dat de muur herbouwd is, gaan ze Nehemia vals beschuldigen. Hij zou in het geheim van plan zijn zich tot koning te laten uitroepen. Zijn vijanden beramen een plan om hem te doden, maar de Heere beschermt Zijn knecht.
Dan, na 52 dagen, wordt de muur voltooid. Wat een zegen van God! ‘En het gebeurde, toen al onze vijanden het hoorden, dat alle heidenvolken rondom bevreesd voor ons werden en in hun eigen ogen zeer in achting daalden, want zij wisten dat dit werk van onze God uit gedaan was’ (Nehemia 6:16).
Dit is ook mijn gebed voor vandaag. Dat er een vrees voor God op de vijanden van Israel valt, dat ze Israel niet aan durven vallen.

De vreugde van de Heere is uw kracht
In hoofdstuk 8 lezen we dat Ezra, de Schriftgeleerde, de wet voorleest aan het volk. Het is een heilige dag voor de Heere. Als het volk de woorden van de Heere hoort, begint het volk te huilen. Ezra, Nehemia en de levieten zeggen dan tegen het volk: ‘Rouw niet en huil niet. Wees niet bedroefd, want de vreugde van de HEERE, dat is uw kracht’ (Nehemia 8:10 en 11). Waarna het volk het Loofhuttenfeest viert. Dag aan dag leest men voor uit het boek met de wet van God.

Daarna houdt het volk een dag van vasten en gebed. Ze belijden hun zonden en de ongerechtigheden van hun vaderen en gedenken de wonderlijke leiding van God in de geschiedenis van het volk en danken Hem voor al het goede dat Hij hun heeft gegeven. Het verbond met God wordt vernieuwd.

Met gezang, met cimbalen, luiten en harpen wordt de herstelde muur om Jeruzalem ingewijd. Nehemia stelt twee grote dankkoren op om het volk voor te gaan in dank aan God.
‘Zij brachten op die dag grote offers en waren verblijd, want God had hen in grote mate verblijd, en ook de vrouwen en de kinderen waren verblijd, zodat de blijdschap van Jeruzalem van ver werd gehoord’ (Nehemia 12:43).

In het laatste hoofdstuk van dit Bijbelboek beschrijft Nehemia het herstel van allerlei misstanden onder het volk, om het volk te reinigen en heilig (afgezonderd van de heidense volken) voor God te stellen.

Ook nu…
In 52 dagen werd de bouw van Jeruzalem voltooid. De God van hemel deed het de bouwers gelukken.
Ook nu wordt er gebouwd in Jeruzalem, in Israel. Al meer dan honderd jaar, sinds de terugkeer van Joodse mensen vanuit de wereld naar Israel op gang begon te komen. Maar de haat van de tegenstanders is onverminderd groot, net als in de dagen van Nehemia. Ook nu wordt er tegelijk gebouwd en verdedigd.

De haat tegen het Joodse volk is een haat tegen de God van het Joodse volk. En zoals God ten dage van Nehemia streed voor Zijn volk, zo zal Hij dat nu ook doen. De vijanden zullen het niet winnen, hoewel ze als een razende tekeer gaan.

Het is een voorrecht, beste mensen, dat wij mee mogen strijden aan de herbouw van Israel, van Jeruzalem en van het Joodse volk. Het is Gods bouwwerk. Hij heeft een plan met het herstel van Israel. Het loopt uit op de terugkeer van de Heere Jezus uit de hemel naar Jeruzalem, om Zijn rijk van vrede en gerechtigheid op te richten. De voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang, vandaar ook dat de strijd ertegen toeneemt.

En hoe kunnen wij mee bouwen? Op de knieën, maar ook door daadwerkelijk naast het Joodse volk te gaan staan, het te steunen, te troosten, te bemoedigen.

En tegen allen die wellicht tegenwerpen: ‘Wat zie ik vandaag van God in Israel, het volk is toch een zondig volk, net als alle andere volken?’, zeg ik: Zeker, er is veel zonde en ongerechtigheid onder het volk Israel. Maar toch is het een onverklaarbaar wonder van God dat dit volk zoveel eeuwen van lijden en vervolging heeft overleefd en weer terug komt in het eigen land. Het herstel is aanvankelijk in ongeloof, zegt Ezechiël 37. Maar vol verwachting mogen we uitzien naar het moment dat God de Geest in het volk zal zenden, Zijn Geest, zoals Ezechiël 37 ook voorzegt.

Sta op uw post, zwijg niet…
Onder de volken heerst een geest van verblinding, evenals onder veel christenen. Een verblinding die resulteert in een afwijzing en veroordeling van Israel. Het is ook een ontwikkeling die moet gebeuren, de profeten voorzeggen het. Maar dat wil niet zeggen dat wij dan maar met de armen over elkaar toe moeten kijken hoe dit zich verder ontwikkelt.
Juist onze steun aan Israel – en vergeet daarbij de Messiasbelijdende Joden niet – kan het Joodse volk tot jaloersheid verwekken. Waarom doen die christenen dat?

Daarom: Juist nu heeft Israel, heeft het Joodse volk, onze steun en onze gebeden nodig. Sta op uw post! Zwijg niet.

‘Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn,
totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans,
en haar heil als een brandende fakkel’ (Jesaja 62:1).

‘Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld.
Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet.
U die het volk aan de HEERE doet denken,
gun u geen rust.
Ja, geef Hem geen rust,
totdat Hij Jeruzalem gegrondvest heeft
en gesteld heeft
tot een lof op aarde’ (Jesaja 62:6 en 7).

Dirk van Genderen